Soms zit het mee. Het is fantastisch om te zien wat een sloper in een week teweeg brengt. Hele plafonds er uit, muren, radiatoren, noem maar op. Het verdwijnt als sneeuw voor de zon. Een week niet geweest is een week niet geleefd, zal ik maar zeggen. En op vrijdagmiddag zijn we vol verbazing over alles: oooh en aaah. Kijk nou eens, een nieuw doorkijkje hier, een mooie gang daar enzovoort. En buurvrouw: er zijn al zo en zoveel containers weg. En buurman: wat gaat het hard!
De tuin: je kunt het soms haast niet geloven. Wat twee weken geleden nog een hoopje sneu spul was, zowat afgestorven in de koude aanhanger, staat er nu florissant bij. Letterlijk, in bloei. Hoe is het mogelijk!
Maar soms: de hele week met de drilboor, en het schiet nauwelijks op. Arme sloper! De dekvloer wil niet springen. En zwaarder gereedschap gaat door de hele vloer heen, dat is geen optie. Dus: stukje bij beetje. Het oude handwerk, zeg maar. Dat valt dan tegen. Wat ook tegenvalt is de garage. Ooit gepresenteerd als: in een dag geplaatst. Nou, mooi niet. We zijn vijf en een halve week en een hoop gedoe verder en doen de deur open. Drup drup drup. Zet er maar gauw een emmer onder. En weer bellen. Meneer komt met knecht en kitspuit. Waar vroeger de timmerman hamer en beitel droeg komt nu de klusjesman met schroefboor en kitspuit.
Een neef van mij heeft een timmerman op zolder opgesloten
De man zit in een keurig hok met kind en echtgenote
Hij zit daar maar, die timmerman, en mag zich niet vermoeien
Mijn neef bewaakt hem dag en nacht want het is een hele goeie
Waar vind je tegenwoordig nog een goede timmerman
Die wat zijn ogen zien met zijn handen maken kan
De hele samenleving wordt er zenuwachtig van
Waar vind je tegenwoordig nog een goede timmerman
Mijn neef verwent zijn timmerman met spijzen en met dranken
Want hij heeft aan diezelfde knaap een heleboel te danken
Zodra hij weer een klusje heeft haalt hij hem naar beneden
Zo leven zij al zeven jaar, heel vrolijk en tevreden
Mijn neef bezit maar een probleem, de man mag niet ontsnappen
Hij heeft ook een alarmsysteem, met tralies op de trappen
En hij bewaakt zijn timmerman als een cipier een rover
En ziet er zelf uit als een geest maar heeft het er voor over
Laatst kwam er iemand aan de deur, mijn neef deed zelf open
Het was een bink, die naar hij zei, zijn timmerman kwam kopen
Die kerel zwaaide met een cheque, mijn neef bracht hem tot zwijgen
En sprak: mijnheer, ik ben daar gek. Ik hou hem voor mij eigen
(Ooit zong Leen Jongewaard het in 't Schaep met de 5 Pooten', nu Marc-Marie Huijbregts.
Tekst is van Annie M.G. Schmidt, neem ik aan).
Westernieland kleurt. Langzamerhand wordt het oranje hier. De jongens van de overkant hebben bij Freerk de vlag gehesen. Zo te zien wordt zijn huis het middelpunt van de vreugde. Links en rechts lange slierten oranje vlaggetjes. Antje en Pieter doen kennelijk niet mee, daar houdt de sliert op. Ik heb overwogen om een reeks blauwe vlaggetjes aan onze kant op te hangen, vanaf de uiltjes, links boven dit stukje. Maar het is ook verkiezingstijd. Dus maar niet.
De vlaggetjes hangen tussen de nestkastjes door. Knappe vogel die er nog bij kan. Maar vogels malen daar geloof ik niet om. Als ik vogel was zou ik mijn huis niet meer in of uit durven.
's Avonds nemen de vogels het weer over, zingen uit volle borst. Als het donker wordt zie je steeds minder oranje. En uiteindelijk houden ook de vogels hun snavel.
Westernielandse boekenmarkt. Een keer per jaar, bij de kerk. Bij goed weer buiten, bij slecht weer binnen. Buiten dus, want de zon schijnt geweldig. Biertafels en een partytent tussen de zerken. Om tien uur al gezellig, met koffie en (rabarber)taart. Arretjescake, wie kent het nog. Dozen vol boeken op tafels, waartussen het zo lekker snuffelen is. Julius zwerft er wat tussendoor, Herman staat achter de tafels. Buurboer rijdt achter de boekenmarkt langs met zijn trekker en spuitmachien. Gelukkig is de wind de andere kant op.
Zo zit je daar, op een prachtige zonnige zaterdagochtend op een zerk je pasverworven boekjes (€ 0,50 - € 1,-) te lezen. De een Annie M.G. Schmidt, de ander Victor Hugo of de Dalaï Lama. Alle tijd om bij te kletsen met het halve dorp (de andere helft gaat vanmiddag naar PWC, voor de barbeque en de wedstrijd tegen de veteranen). Zowaar, de burgemeester schuift aan en heeft het ook leuk. En ineens onverwacht: Carel en Hanna. Ze komen hier al jaren en weten dat wij er zijn. We lopen naar huis en laten ons project zien.
's Middags is het flink warm. Sjoerd schoffelt en wiedt (alles groeit hier hard), ik begin de garage in de beits te zetten. Een heel werk, het hoeft niet af. Op het tafeltje bij de caravan ligt een vers stapeltje boeken.
Plantjes vinden het niet fijn op de snelweg. Ze zitten in de kou en in de wind bij 100 kilometer per uur. Sommige zijn stoer en blijven overeind, andere laten het kopje hangen. Weer andere worden in een reisje van zo'n drie uur he-le-maal zwart. Dat gaat meestal niet weer over. Om de reis wat aangenamer voor ze te maken heb ik een schotje gemaakt. Een kopschotje. In de container vond ik een stukje hout (underlayment, voor kenners). Stukje afgezaagd, stukje aangeschroefd, en nu past het precies aan, zeg maar, het hoofdeind van de aanhangwagen. Plantjes kunnen nu lekker uit de wind zitten. Hopen dat het helpt.
Binnen wordt er gesloopt, buiten wordt er geplant. Alles wat de grond in moet is flink gegroeid in de afgelopen jaren en heeft dus nu veel ruimte nodig. Aanhangwagens vol, parkeerborder vol. Binnen wordt alles minder, schoner, leger, ruimer. Buiten wordt het meer en voller, en zit de lol er in dat het allemaal aanslaat en gaat groeien.
Sommige planten hebben het direct al zeer naar de zin op de Groningse zavel: de hosta's waren in Amsterdam kleine polletjes en zijn nu in een paar weken twee keer zo groot! De salomonszegels (nota bene in volle bloei verplant) staan fier overeind alsof ze hier al jaren wonen. De veronicastrums, die nogal onder de reis per aanhangwagen hebben geleden, richten het hoofd op en gaan weer de hoogte in, op weg naar volle bloei met prachtige paarse pluimen. Andere hebben het moeilijker: de geraniums en de euphorbia's liggen plat tegen de grond, alsof ze uithijgen na een hardloopwedstrijd. We zullen zien. Wat extra water, en verder moeten ze het toch echt zelf doen. De helianthus hebben we maar alvast gekortwiekt, daar zat weinig leven meer in. Hup, de heggeschaar erbij, knipknip. Je wordt ook wel wat makkelijker, op den duur.
Hoe verder in het seizoen, hoe lastiger het wordt om nog te verplanten: de pollen worden groter en zwaarder, het weer wordt warmer. Komende week misschien 26 graden. Ik ben er niet blij mee.
'Ik noem je: merel in de vroegte'
(Uit: Jan Hanlo, 'Ik noem je bloemen etc.')
Wakker worden met de merels, het heeft iets. In Amsterdam word ik vaak wakker van getoeter van vrachtwagens. Dat heeft ook wat.
Zoals er in Amsterdam altijd een basis aan geluiden is, zo is er ook een basis aan licht. Hoe donker het ook is, het is er nooit donker. Hoe stil ook, nooit stil. In Westernieland zijn de minima anders. Stil is stil, donker donker. Buiten het dorp staat nauwelijks straatlantarens, in het dorp een paar meer.
Om tien voor half vijf beginnen de eerste vogels aarzelend, en steeds meer, tot het hele orkest compleet voluit gaat. De enige vogels die ik in Amsterdam hoor zijn de meeuwen, als het weer omslaat. Ik heb eens gelezen dat een stadseend harder schreeuwt dan een landseend, om boven de basisherrie uit te komen. En omdat iedereen dat voortdurend doet... In Westernieland klinkt alles vanzelf harder, omdat het er van nature zo stil is. Zo zie je maar: hoe stiller het is, hoe meer je hoort. Je ziet ook meer als het donkerder is. In elk geval de sterren!
Bin ich ein Amsterdammer? John F. Kennedy zei dat hij een Berliner was (een bol dus). Ik woon tien jaar in Amsterdam en hoe meer ik in Westernieland ben, hoe duidelijker mijn wortels. Het Gronings komt over mijn lippen als nooit tevoren. Meneer Huizinga en meneer Martini worden er rijkelijk mee bedeeld. Prettig ook voor mij, want ze spreken het dialect zoals ik dat zelf ook graag hoor. Kort, droog, tongue-in-cheek. Toch ben ik niet in Westernieland geboren en niet met het Gronings grootgebracht.
Net als Madrid is Amsterdam een stad waar vooral mensen 'van buiten' wonen. Die komen, wonen en gaan. Er een tijd werken en dan weer verder leven. Op 18 december 2000 vond ik het fantastisch om in Oud-Zuid naar het Stadsdeelkantoor te gaan, op de hoek van de van Eeghenstraat en het Vondelpark, om me te laten inschrijven als Burger Van De Stad Amsterdam. Die prachtige houten draaideur door, en ik schoof aan bij mannen met hoeden, baarden en lange zwarte jassen. Mijn wereld zag er in het vervolg anders uit.
De oude burgemeester was er toen nog, Schelto Patijn. Die zorgde als een vader voor zijn stad, mijn stad. Tikkie regentesk, keurig, betrouwbaar. Job Cohen trok zijn eigen plan. De boel bij elkaar houden, nou, doe dat maar eens zoals hij dat deed! Van hem ben ik gaan houden. Alles verandert zoals altijd alles verandert. Ben ik nog Amsterdammer?
'Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan, wat is natuur nog in dit land?'
(Uit: J.C. Bloem, 'De Dapperstraat')
Meestal schrijf ik over Westernieland, nu even over Amsterdam. Ik haalde net de post op de Westerstraat. Terug, over de Willemsstraat (hartje Jordaan) naar de Brouwersgracht. Zonnige voorjaarsdag, terrasjes, Sanna de kapster knipt met de deur open, Amsterdamser krijg je het niet. Zag ik iemand fotograferen, mijn kant op. Halverwege stond een reiger, snavel richting deur. Opeens vloog uit de deuropening een dood kuiken. Hup, zo de reiger in. Met wat gehap en geslik - weg kuiken, door die lange hals, die er wat dikker van werd. Even later weer: een dood kuikentje. Eerst dacht ik: het zal een speelgoedje zijn, fris geel met van die slappe roze pootjes. Pluche of zo, leuk voor hond of kind. Maar nee, reiger hapte het smakelijk uit de lucht. Nog één, en nog één. Deur dicht. Reiger was kennelijk kind aan huis, en gewend aan vier. Ik bleef met dat nabeeld over: een lange sliert slijm uit het laatste kuiken. En omdat de hals ongeveer vol was, staken de pootjes nog even uit de snavel. Tot hup, de laatste resten naar binnen gehikt werden. Ik liep door. De reiger bleef staan, liet me er langs.
Uurtje later, eindje verderop: een andere reiger, roerloos op het dak van een bestelbus. Strakke blik op een raam op de eerste verdieping. Dunne hals. Waar daarstraks de kuikentjesreiger stond staat nu een ligstoel, met een vrouw erop in zachtroze. En ik weet: zij was het.
Serengeti betekent eindeloze vlakte. Dat zeggen mensen ook over Groningen. Als je goed kijkt is het onzin. Het land is vol van heuvels en dalen. Ze zijn alleen wat minder hoog en diep dan in Limburg, bijvoorbeeld. Maar het land glooit overal. Dijken, wierden, grafheuveltjes. Oude drinkplaatsen voor vee (dobben), veranderde waterlopen, eindeloos bebouwde akkers die vanzelf wat bol gaan staan, ze zorgen voor een prachtig golvend landschap, dat gezien wordt door wie er oog voor heeft. Om met Johan Cruijff te spreken: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Ook in Westernieland is het niet plat. Op Kaakhorn is een dobbe. Langs het Kaakhornsterpad ook. De kerk staat op een verhoging, de Weem ook. De Oude Riet kruipt kronkelend, als een slangetje, door het land. Boerderijen en groepjes huizen staan op heuveltjes, er zijn dijken uit verschillende perioden.
Ook ons eigen landje golft alle kanten op. Dat zien we nu Klaas Jan de oprit aan het egaliseren is met behulp van een laserwaterpas. Het gebouw staat hoog (en droog, hopen we), het land loopt wat af naar de straat en naar de bosrand. Als het even flink regent staan de plassen waar het het laagste is. Gistermiddag ontdekte ik een afvoerputje, midden op het plein. Gelukkig, het water kan weg!
In de parkeer. Niet dat de auto uit de versnelling moet. Maar planten krijgen hun (voorlopige) plek: Deze gaat naar de oostborder, die in de parkeer. Dat betekent naar een lapje grond om in het najaar op zijn plek te komen. Er gaat heel wat in de parkeer. Meer dan er plaats is. Dus dat wordt nog wat. De klus is: de volkstuin moet leeg. Alles wat we daar in de laatste pakweg 5 jaar hebben geplant, moet verhuisd worden. Plant voor plant, krat voor krat, aanhangwagen voor aanhangwagen. Alles is heel wat groter gegroeid in die jaren. En omdat er op de plaats van bestemming verbouwd wordt, kan niet alles naar zijn definitieve plekje. Maar wat is wijsheid. De parkeer is voorlopig het lapje voor de garage. Als dat niet voldoende is (en het is niet voldoende) dan moet de parkeergelegenheid uitgebreid. Ik begin iets te snappen van planologie. Waar parkeer je als de parkeerplaats vol is? Wordt vervolgd. We hebben in elk geval de groenste parkeerplaats van Nederland. En hij wordt vanzelf voller!