kip

In het ZKV van A.L. Snijders, dat gisteren in mijn mailbox viel, komt de uitleg van het Taoïsme voor: ‘De weg is bestendig daadloos, nochtans blijft niets ongedaan’. Hij blijft in mijn gedachten, soms struikel ik over een woord (‘draadloos’), soms hou ik me bezig met de spelling (‘nochtans'), die Snijders (die zelf eigenlijk een andere naam draagt) uitlegt en waar hij over mijmert. Er is ook een andere formulering in het spel, eentje die hij, hoewel ook van taal, duidelijk minder mooi vindt. Alles is taal, taal is alles. Zo las ik ook de uitspraak van Margaret Thatcher nog weer eens: ‘Being powerful is like being a lady. If you have to tell the people you are, you aren’t’. En dat zei de ijzeren dame over zichzelf, uiteraard, indirect. Nou ja, wat is indirect in dit geval? Zou ze een tekstschrijver gehad hebben, vroeg Sjoerd zich af. Ja, vast. Maar zo’n tekstschrijver kan dit alleen maar aan haar toeschrijven als ze zelf al zulke dingen zegt. Kip en ei.

en nu

gaan de beweging
van ingekeerd leven
water landinwaarts,
geen dijk, geen verweer
 
in basten van bomen
onzichtbare tekens
van liefde of uitweg
gekerfd met een mes
 
nu kan ik weer lezen
wat lang bleef verborgen,
de galligheid terug, de
verlegenheid, eerzucht
 
voelbaar verschil tussen
eb en de vloedlijn,
het zand en de golven,
wat kon en wat kan
 
wat heb ik gemist je
innemende glimlach
ontembare liefde
wat haal ik nog in?

(het gedicht is van mijn hand, met dank aan Aly Freye, René Alberts en Tonnus Oosterhoff)

Schaap weg

Ik was vanmorgen aan het hardlopen, van ons huis naar de dijk en zag bij een weiland één schaap aan de verkeerde kant van de sloot lopen. Ik stopte. Het beest graasde wat van de wal en de berm. Aan de andere kant van de sloot, waar alle andere schapen liepen, stond er eentje nadrukkelijk naar het overgestoken schaap te kijken, als een vriendje dat de heldendaad van zijn vriend met bewondering aanziet, maar zelf niet durft. Na een poosje sprong de held weer uit eigen beweging over de sloot, terug naar zijn kudde, zonder dat ik hem had aangemoedigd of opgejaagd. Hij besliste het moment zelfstandig. Zijn vriendje heette hem welkom, ze bleven samen nog een poosje naar mij kijken. Zou ik ook oversteken? De weg heet de Schaapweg. En er is geen schaap weg.

Vanmiddag. Sjoerd heeft de buitendeur open laten staan, hij is de tuin in gelopen, ik krijg het koud, binnen. Dus ik loop naar de deur om hem dicht te doen en zie dat Stine, onze hond, aan de andere kant van de sloot, in het weiland fanatiek aan het zigzaggen is, met de neus aan de grond. Ze heeft een spoor van een haas of een ree te pakken! Die zijn we voorlopig kwijt, denk ik. Ze is er zo al een paar keer vandoor gegaan, telkens moet een van ons er dan achteraan, ofwel de velden in, ofwel op de fiets het dorp rond, in de hoop dat we haar terug vinden en dat ze niet drie dorpen verder loopt of onder een auto is geplet. En telkens laat Sjoerd haar er toch weer uit. ‘Omdat het zo leuk is voor haar in de tuin.’ Hij staat er met een kopje koffie in de hand naar te kijken, wacht rustig af. En het wonder geschiedt: Stine komt zelfstandig terug, steekt de sloot over, het lijkt verdorie dat schaap van vanmorgen wel. Ze is er niet vandoor gegaan, ze heeft gewoon zelf besloten om terug te komen. Achter de wei waar ze net liep is diezelfde Schaapweg. En er is nog steeds geen schaap weg.

Brood

Al dagenlang was er koud weer voorspeld, hij had vanmorgen de ramen dichtgedaan en zijn pantoffels aan, had besloten dat het wel goed was met de kou, hem zouden ze er niet mee pakken, hij deed er niet aan mee vandaag. Zelfs de krant was niet bezorgd. Pas aan het einde van de dag hervond hij zich, kroop op van de bank, uit zijn boek, onder zijn dekentje vandaan, waar af en toe zijn eigen hond op was komen liggen om te testen of het wat was, die plek op de benen van de baas, op het dekentje, of dat de baas te wispelturig was, vandaag, en er geen rust te vinden viel.

De man was opgestaan en had zich naar de keuken begeven, als automatisch had hij de ingrediënten voor het bakken van brood verzameld, uit de laden en kasten, had ze afgewogen, water op temperatuur gebracht, desem uit de koelkast gehaald en aangevuld met het warme water en de bloem, alle rituelen die belangrijk waren bij het maken van goed brood had hij werktuiglijk gevolgd. Pas toen de vier warme broden uit de oven kwamen wist hij: mijn taak zit erop voor vandaag, ik heb mijn werk gedaan. Hij kon gaan slapen.

advent

ik schep het licht de kamer in, zon, warmte, geluk
trekken zich niets aan van herfst, vuile ramen
de honden slapen, de trage tijd tikt onverstoorbaar
zijn trage tik – geen haast – het lijkt verdomme het para-
dijs wel, oorsprong, verwachting
zonlicht in waterkoud november, de kachel brandt
 
dikbelegde boterhammen stillen elke
honger, warm banket bij
warme thee, pantoffels, bij-
na kaarslicht kerstmis geboorte
 
tot zover gaat alles goed
 
maar in de onderlaag raspt
de slang van
angst woede haast spijt
langs oude wonden –
komt het ooit goed?
wordt het nog tijd?
wacht af wie niet
op komt dagen
schiet op
wacht
(niet)
af
 
ooit op tijd?
ooit tevreden?
ooit genoeg?
 
misschien helpt poëzie,
godswoordwonder van taal – schrijf ik
mijn eigen dominee, schep ik
mijn hel mijn eigen paradijs

(niet) zijn

afwezig aanwezig
zijn wie er niet zijn
zijn wie er niet meer komen

oud is ze, haar lijst wordt
langer want meer, maar
korter want vergeten

de vader de tante
de neef de vriendin
haar zoon, haar liefste

oud is ze, stil is het geworden
zichtbaar onzichtbaar

hij mist het meest

Falafel 2

Broodje gehaald, broodje gegeten, broodje op. Ik zeg: doen!

Lekker vers, lekker smakelijk, niet te vet, kortom: een heerlijke lunch. Daan en Jesse hebben een mooie en handige kraam, de falafel wordt vers in balletjes gedraaid en gaat zo de frituur in. Broodjes worden in een kleine stoomoven warm gemaakt, alles gebeurt waar je bijstaat. En dat in Groningen, gewoon op de Vismarkt!

Een collega zei daarnet: vanaf nu is vrijdag Falafeldag. Ik geef ons geen ongelijk.

Falafel

Mijn aangetrouwde achterneefje staat met falafel op de markt. Vijf jaar geleden reisde Jesse naar Israel, en begon er een restaurant. En nog één. Nu woont hij in Groningen, heeft vriend Daan een bakfiets omgebouwd tot foodtruck en staan ze samen twee keer in de week op de Vismarkt, met broodjes falafel in soorten en maten. Eerst hadden ze de sapmarkt even uitgeprobeerd, die doen ze er nu gewoon bij: broodje falafel met een vers sapje, en je lunch is compleet. Het loopt storm.

Dadelijk ga ik naar de Vismarkt. Dat kan makkelijk, want net als Jesse ben ik opnieuw begonnen. Hij vanuit Tel Aviv, ik vanuit Westernieland. Onze werkplekken liggen hemelsbreed tweehonderd meter van elkaar en het is vandaag dinsdag, Jessedag. Dus ik ga mezelf straks trakteren. Op zijn minst op een broodje en een sapje. Eens kijken of ik het vind smaken. En om Jesse even te zien, altijd leuk. Hem ken ik al haast zijn hele leven. En bijna mijn halve. Hij was erbij toen ik afstudeerde aan de kunstacademie, gewoon, omdat hij dat wou. Had-ie tegen zijn moeder gezegd, hij was negen of zo. En dus liep hij mee in de optocht, van het schoolgebouw naar de tentoonstelling, in het zuiden van de stad. Hij wou dat en hij deed dat, toen al.

Nu is hij horecaondernemer met internationale ervaring, hij spreekt Hebreeuws en bouwt aan zijn nieuwe toekomst. Heel af en toe spreken we elkaar, op Terschelling bijvoorbeeld, in de zomer. Vorig jaar liepen we er samen een hardlooptraining langs de dijk, dit jaar was het Blikspuit wat ons samenbracht. Altijd wel een aanleiding, nu is dat een broodje falafel. Mijn vorige falafel dateert van een paar weken terug, ik was in Parijs en zag ergens een volksoploop. Het bleek een succesvol Israëlisch falafeltentje te zijn, op straat werden tickets verkocht, als je betaald had kon je in de rij gaan staan om te wachten tot het bestelde geleverd werd vanuit een loket. Dertien seconden nadat Sjoerd zijn ticket had ingeleverd kreeg hij zijn broodje met overdadige en overheerlijke falafel en wat zuur. Even later was ik aan de beurt. Het was de lange wachtrij en het geld ruimschoots waard. Straten verder lagen de gele servetjes langs de weg en in de vuilnisbakken, overal was duidelijk: hier moet je zijn.

Straks loop ik mijn kantoor uit, de straat uit en de markt op. Op zoek naar een wachtrij. Daarna kom ik terug en doe ik verslag, dan horen jullie het wel. En leuk om Jesse even te zien. Een broodje falafel te proeven. En wie weet hebben ze gele servetjes.

 

Parijs

Binnen een paar dagen heb ik er hier ruim een kilo aangegeten, vlak voor de vakantie was ik nog druk in de weer met afvallen, gewicht beheersen, opletten op wat er allemaal via de mond naar binnen kwam, aan voedsel en drank. De alcohol heb ik afgeschaft, een half jaar geleden, en de koffie ook. Voor Parijs waren dat toch altijd wel broodnodige ingrediënten, koffie, wijn en eten. Ik herinner me nog de Gauloises, ‘when in France, do as the Frenchmen do’. Een zware sigaret bij een straf bakje koffie, ik heb een tijd gekend dat dat het hoogste goed voor me was, daar in Parijs, toen roken nog mocht en ik het nog wilde. En natuurlijk eten, lekker uit eten, een boutje van dit of een lap van dat. Ook in die zin is er veel veranderd. Deze keer stond ik naast Sjoerd, die staand aan de toog in een leuk klein Frans café zijn eerste bakkie dronk, en ik keek naar hem en voelde geen gemis, geen aandrang om er ook eentje te bestellen. En ik stak geen sigaret op.

Veganistisch eten was een kleine sport voor Sjoerd en mij, gewapend met de iPad, op de rand van het bed, in de kleine hotelkamer. ‘Vegan, Parijs, Marais’, typte ik, en de top tien verscheen, en nog duizenden hits, het viel nog niet eens mee om er een keuze uit te maken. Hamburgers, pizza’s, falaffel, alles was te krijgen, en allemaal in de buurt, op hoogstens een kwartiertje lopen van het hotel, dat ongelooflijk centraal bleek te liggen voor ons hele reisprogramma. Daar had ik wel een beetje op gelet bij het boeken, maar ook weer niet zo heel erg. Het werd uiteindelijk eerst een Vegan Hamburger van 'Hank', in een gezellig nonchalant tentje, de volgende dag gemengde groentes in amandelmelk bij Café Pinson, de derde dag Vegan Pizza van een andere 'Hank' en de vierde dag lasagne van spinazie en noten bij het vegan restaurant om de hoek, bekend om zijn goede gerechten en drukke bezetting, volgens internet. In alle vier de restaurantjes heb ik heerlijk en gezellig gegeten, meestal met een nagerecht, heel erg betaalbaar en zonder me ook maar een seconde zorgen te maken over de ingrediënten. Lekker en goed. Aan een kop koffie met een Gauloise heb ik geen enkele behoefte meer. En die kilo extra loop ik er thuis in een dag of twee wel weer af.

klein jubileum

Vandaag vier ik een klein jubileum. Vandaag schrijf ik 365 dagen ononderbroken achter elkaar. Elke dag drie aviertjes vol. Ik ben er vorig jaar, op 13 juli 2016, mee begonnen op uitnodiging van een lieve vriendin. Ze had in een boek gelezen dat je je creativiteit ruim baan kan geven door elke dag te schrijven, regelmatig kunstmomenten in je leven in te bouwen, en nog wat. Zover ben ik niet gekomen, dat schrijven leek me een hele leuke uitdaging. Vandaag dus voor de 365e keer, ik heb geen dag gemist. Dat zegt wel iets over mijn plezier in het schrijven. Al met al kom ik vandaag op ruim 680.000 woorden. Omgerekend naar boekpagina’s zijn dat er zo’n 2400, goed voor twaalf boeken. Zo heb ik voor mezelf duidelijk gemaakt dat het schrijven van een boek in een maand kan. Zonder er iets anders voor te laten, want ik ben gaan schrijven voor mijn dagelijkse agenda aan, ik sta gewoon eerder op. Elke ochtend om zes uur zit ik aan tafel. Daar komt weinig tussen.

Wat ik schrijf? Wat me voor de pen komt, wat er zich voordoet. Een herinnering, een gedachte, iets over de dag van gisteren, een dingetje dat vandaag te doen staat. Vaak zijn die kleine dingen aanleiding om iets meer over op te schrijven. Soms komt er een verhaaltje boven over vroeger thuis, over mijn schildpad die over het tapijt kroop, of over mijn moeder die slagroom klopte. Ik herinner me dan weer het groene bakeliet van de slagroomklopper, en het filmpje dat mijn vader ervan maakte, en dat soms, om haar te plagen, versneld afdraaide op de acht millimeter-projector. Zodat het nog veel sneller ging dan het al ging. Zwarwitfilms waren het, met van dat flakkerende licht en zo’n zwart kader om het filmbeeld heen, met afgeronde hoekjes. Het geluid van de ratelende projector. Af en toe een haar in beeld, die dan weer, door de luchtstroom van de ventilator, wegvloog. Ik weet het nog allemaal, en als ik schrijf blijk ik nog meer te weten.

Begonnen als een aardige uitdaging weet ik nu, na een jaar, hoe schrijven belangrijk voor me is. Taal is, zeg maar, echt mijn ding, om met Paulien Cormelisse te spreken. Mensen die mijn verhalen lezen, geven terug dat ik beeldend schrijf, dat ze enthousiast zijn, verrast door een kleine twist, geraakt door de mooie observaties, de kleine gedachtensprongen. Wereldschokkend is het allemaal niet, oorlogen worden er niet mee gewonnen of verloren. Mijn verhalen zorgen soms voor een kleine glimlach om de mond, een kleine twinkeling in de ogen, temidden van de gewone dagelijkse dingen. Dat is genoeg. Dat is al heel wat.