Maandelijkse archieven: mei 2010

kopschotje

Plantjes vinden het niet fijn op de snelweg. Ze zitten in de kou en in de wind bij 100 kilometer per uur. Sommige zijn stoer en blijven overeind, andere laten het kopje hangen. Weer andere worden in een reisje van zo'n drie uur he-le-maal zwart. Dat gaat meestal niet weer over. Om de reis wat aangenamer voor ze te maken heb ik een schotje gemaakt. Een kopschotje. In de container vond ik een stukje hout (underlayment, voor kenners). Stukje afgezaagd, stukje aangeschroefd, en nu past het precies aan, zeg maar, het hoofdeind van de aanhangwagen. Plantjes kunnen nu lekker uit de wind zitten. Hopen dat het helpt.

buiten en binnen

Binnen wordt er gesloopt, buiten wordt er geplant. Alles wat de grond in moet is flink gegroeid in de afgelopen jaren en heeft dus nu veel ruimte nodig. Aanhangwagens vol, parkeerborder vol. Binnen wordt alles minder, schoner, leger, ruimer. Buiten wordt het meer en voller, en zit de lol er in dat het allemaal aanslaat en gaat groeien.

Sommige planten hebben het direct al zeer naar de zin op de Groningse zavel:  de hosta's waren in Amsterdam kleine polletjes en zijn nu in een paar weken twee keer zo groot! De salomonszegels (nota bene in volle bloei verplant) staan fier overeind alsof ze hier al jaren wonen. De veronicastrums, die nogal onder de reis per aanhangwagen hebben geleden, richten het hoofd op en gaan weer de hoogte in, op weg naar volle bloei met prachtige paarse pluimen. Andere hebben het moeilijker: de geraniums en de euphorbia's liggen plat tegen de grond, alsof ze uithijgen na een hardloopwedstrijd. We zullen zien. Wat extra water, en verder moeten ze het toch echt zelf doen. De helianthus hebben we maar alvast gekortwiekt, daar zat weinig leven meer in. Hup, de heggeschaar erbij, knipknip. Je wordt ook wel wat makkelijker, op den duur.

Hoe verder in het seizoen, hoe lastiger het wordt om nog te verplanten: de pollen worden groter en zwaarder, het weer wordt warmer. Komende week misschien 26 graden. Ik ben er niet blij mee.

merel in de vroegte

'Ik noem je: merel in de vroegte'
(Uit: Jan Hanlo, 'Ik noem je bloemen etc.')

Wakker worden met de merels, het heeft iets. In Amsterdam word ik vaak wakker van getoeter van vrachtwagens. Dat heeft ook wat.
Zoals er in Amsterdam altijd een basis aan geluiden is, zo is er ook een basis aan licht. Hoe donker het ook is, het is er nooit donker. Hoe stil ook, nooit stil. In Westernieland zijn de minima anders. Stil is stil, donker donker. Buiten het dorp staat nauwelijks straatlantarens, in het dorp een paar meer.

Om tien voor half vijf beginnen de eerste vogels aarzelend, en steeds meer, tot het hele orkest compleet voluit gaat. De enige vogels die ik in Amsterdam hoor zijn de meeuwen, als het weer omslaat. Ik heb eens gelezen dat een stadseend harder schreeuwt dan een landseend, om boven de basisherrie uit te komen. En omdat iedereen dat voortdurend doet... In Westernieland klinkt alles vanzelf harder, omdat het er van nature zo stil is. Zo zie je maar: hoe stiller het is, hoe meer je hoort. Je ziet ook meer als het donkerder is. In elk geval de sterren!

ich bin…

Bin ich ein Amsterdammer? John F. Kennedy zei dat hij een Berliner was (een bol dus). Ik woon tien jaar in Amsterdam en hoe meer ik in Westernieland ben, hoe duidelijker mijn wortels. Het Gronings komt over mijn lippen als nooit tevoren. Meneer Huizinga en meneer Martini worden er rijkelijk mee bedeeld. Prettig ook voor mij, want ze spreken het dialect zoals ik dat zelf ook graag hoor. Kort, droog, tongue-in-cheek. Toch ben ik niet in Westernieland geboren en niet met het Gronings grootgebracht.

Net als Madrid is Amsterdam een stad waar vooral mensen 'van buiten' wonen. Die komen, wonen en gaan. Er een tijd werken en dan weer verder leven. Op 18 december 2000 vond ik het fantastisch om in Oud-Zuid naar het Stadsdeelkantoor te gaan, op de hoek van de van Eeghenstraat en het Vondelpark, om me te laten inschrijven als Burger Van De Stad Amsterdam. Die prachtige houten draaideur door, en ik schoof aan bij mannen met hoeden, baarden en lange zwarte jassen. Mijn wereld zag er in het vervolg anders uit.

De oude burgemeester was er toen nog, Schelto Patijn. Die zorgde als een vader voor zijn stad, mijn stad. Tikkie regentesk, keurig, betrouwbaar. Job Cohen trok zijn eigen plan. De boel bij elkaar houden, nou, doe dat maar eens zoals hij dat deed! Van hem ben ik gaan houden. Alles verandert zoals altijd alles verandert. Ben ik nog Amsterdammer?

natuur

'Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan, wat is natuur nog in dit land?'
(Uit: J.C. Bloem, 'De Dapperstraat')

Meestal schrijf ik over Westernieland, nu even over Amsterdam. Ik haalde net de post op de Westerstraat. Terug, over de Willemsstraat (hartje Jordaan) naar de Brouwersgracht. Zonnige voorjaarsdag, terrasjes, Sanna de kapster knipt met de deur open, Amsterdamser krijg je het niet. Zag ik iemand fotograferen, mijn kant op. Halverwege stond een reiger, snavel richting deur. Opeens vloog uit de deuropening een dood kuiken. Hup, zo de reiger in. Met wat gehap en geslik - weg kuiken, door die lange hals, die er wat dikker van werd. Even later weer: een dood kuikentje. Eerst dacht ik: het zal een speelgoedje zijn, fris geel met van die slappe roze pootjes. Pluche of zo, leuk voor hond of kind. Maar nee, reiger hapte het smakelijk uit de lucht. Nog één, en nog één. Deur dicht. Reiger was kennelijk kind aan huis, en gewend aan vier. Ik bleef met dat nabeeld over: een lange sliert slijm uit het laatste kuiken. En omdat de hals ongeveer vol was, staken de pootjes nog even uit de snavel. Tot hup, de laatste resten naar binnen gehikt werden. Ik liep door. De reiger bleef staan, liet me er langs.

Uurtje later, eindje verderop: een andere reiger, roerloos op het dak van een bestelbus. Strakke blik op een raam op de eerste verdieping. Dunne hals. Waar daarstraks de kuikentjesreiger stond staat nu een ligstoel, met een vrouw erop in zachtroze. En ik weet: zij was het.

serengeti

Serengeti betekent eindeloze vlakte. Dat zeggen mensen ook over Groningen. Als je goed kijkt is het onzin. Het land is vol van heuvels en dalen. Ze zijn alleen wat minder hoog en diep dan in Limburg, bijvoorbeeld. Maar het land glooit overal. Dijken, wierden, grafheuveltjes. Oude drinkplaatsen voor vee (dobben), veranderde waterlopen, eindeloos bebouwde akkers die vanzelf wat bol gaan staan, ze zorgen voor een prachtig golvend landschap, dat gezien wordt door wie er oog voor heeft. Om met Johan Cruijff te spreken: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Ook in Westernieland is het niet plat. Op Kaakhorn is een dobbe. Langs het Kaakhornsterpad ook. De kerk staat op een verhoging, de Weem ook. De Oude Riet kruipt kronkelend, als een slangetje, door het land. Boerderijen en groepjes huizen staan op heuveltjes, er zijn dijken uit verschillende perioden.

Ook ons eigen landje golft alle kanten op. Dat zien we nu Klaas Jan de oprit aan het egaliseren is met behulp van een laserwaterpas. Het gebouw staat hoog (en droog, hopen we), het land loopt wat af naar de straat en naar de bosrand. Als het even flink regent staan de plassen waar het het laagste is. Gistermiddag ontdekte ik een afvoerputje, midden op het plein. Gelukkig, het water kan weg!

parkeer

In de parkeer. Niet dat de auto uit de versnelling moet. Maar planten krijgen hun (voorlopige) plek: Deze gaat naar de oostborder, die in de parkeer. Dat betekent naar een lapje grond om in het najaar op zijn plek te komen. Er gaat heel wat in de parkeer. Meer dan er plaats is. Dus dat wordt nog wat. De klus is: de volkstuin moet leeg. Alles wat we daar in de laatste pakweg 5 jaar hebben geplant, moet verhuisd worden. Plant voor plant, krat voor krat, aanhangwagen voor aanhangwagen. Alles is heel wat groter gegroeid in die jaren. En omdat er op de plaats van bestemming verbouwd wordt, kan niet alles naar zijn definitieve plekje. Maar wat is wijsheid. De parkeer is voorlopig het lapje voor de garage. Als dat niet voldoende is (en het is niet voldoende) dan moet de parkeergelegenheid uitgebreid. Ik begin iets te snappen van planologie. Waar parkeer je als de parkeerplaats vol is? Wordt vervolgd. We hebben in elk geval de groenste parkeerplaats van Nederland. En hij wordt vanzelf voller!

knak

Alle waar is naar zijn geld. Goed gereedschap is het halve werk (hangt onder een afdakje, zegt buurman). Terwijl ik achter de computer zit, is Sjoerd in de volkstuin aan het werk. De overmaatse bamboe (Fargesia rufa) moet er uit, en dat wil maar niet lukken. Dus knak. De steel van de spade breekt. En niet voor het eerst. Buurman Eise weet er van, als we weer met een sneu steeltje aankomen is hij de man. Hij zet met groot gemak en plezier er weer een nieuwe in. En gelukkig zegt hij niet: jongens, een spade is geen breekijzer. Dat weten we namelijk wel. Maar ja, af en toe wil je toch echt dat die bamboe er uit gaat. Of-ie wil of niet. En dus knak.

sijsjes

Amsterdammers kennen twee vogels: sijsjes en drijfsijsjes. Sijsjes zinken, drijfsijsjes meestal niet. Op de Oelesprong kom je er niet met die indeling. Ongelooflijk veel vogels doen zich gelden. En van alles veel. Toen we een paar weken geleden nestkastjes gingen ophangen werden ze binnen twee minuten uitgebreid geïnspecteerd. De pimpelmezenkast door de koolmezen, de koolmezenkast door mussen. Na wat spraakverwarring zitten ze waar ze horen, en wordt er stiekem maar druk in en uit gevlogen. Nest maken, broeden, zulke dingen. De kasten hangen uit elkaars zicht, zuid en west. Als ze elkaar zien worden ze woedend.

Merelmannetjes houden wel van de vrouwen maar niet van elkaar. Uitslovers zijn het, die voortdurend aan de dames moeten laten zien hoe stoer ze zijn in het elkaar wegjagen. Dus als ze achter elkaar aan zitten is dat wel uit liefde. Ze doen het bijna de hele tijd. Zodra wij in de tuin wroeten komen zij inspecteren. Wormpjes, dingetjes, alles is interessant. En erg bang zijn ze niet. Ook de dames niet. Die vallen wat meer samen met de kleur van de grond. Hebben soms een snavel vol spul, groter dan hun eigen kopje. Zie daar maar eens mee te vliegen.

Fazanten scharrelen de hele tijd in de buurt rond. De vos heeft ze nog niet te pakken (de kippen van de buren wel, één voor één om zeep geholpen en het hok uitgesleept naar een verstopplaats, waar buurvrouw ze vond). Af en toe krijst meneer fazant zijn schorre krijs en schudt dan luid met zijn veren. Meneer heeft zijn vier dames aardig in toom.

Koos zegt dat het ophangen van een steenuilenkast weinig zin heeft. Ze zijn er niet en ze komen ook niet. Zegt Koos. Ik wil een nieuwe kast proberen. De oude is door een specht voorzien van een achterdeur. Daar komt geen uil op af.

Kieviten op het land, scholeksters die zelfs midden in de nacht het halve dorp van hun bestaan op de hoogte brengen, de spechten bij de buren (grote bonte) met hun roffel. Iemand verderop heeft twee pauwen die, als ze even op gang zijn gekomen, synchroon kunnen schreeuwen. Verder allerlei soorten die ik nog niet ken, of die te snel zijn om de bril voor op te zetten, of die je alleen - wonderschoon met heel veel melodietjes - hoort. Ook op 4 mei, 's avonds om 8 uur.

joe waark’n wel haard

We kwamen vrijdagavond laat op de camping aan met weer een kar vol planten. Sjoerd had ze overdag uit de volkstuin gespit en zo goed mogelijk gescreend op zevenblad. Dat hebben we daar, maar hier nog niet. Ik begin er maar niet teveel over. Iedereen heeft er wel een mening over. Meestal met veel stelligheid. Volgens mij is het heel beheersbaar als je je er niet te druk over maakt. En niet de godganse dag de grond loopt om te woelen. Waar planten goed gedijen neemt het zevenblad af. En waar je veel wroet neemt het toe. Denk ik. Ik hoop maar dat mijn zorgeloosheid me niet teveel tegen gaat werken.

Zaterdag alles de grond in. Deze keer in de oostborder, aan de kant van de straat, die daardoor heel wat vriendelijker wordt (voorheen berberis: stekelstruiken waar menig kind pijnlijke herinneringen aan heeft). Met name de Veronicastrum (wat een feest straks, die Veronicastrum, die groeit, en omvalt, en weer groeit en prachtig bloeit en vol van insecten is) heeft wel wat geleden op de kar, de toppen zijn zwart geworden. Sjoerd zet aan de hand van de tekening van Erwin ieder plantje nauwgezet op de juiste plaats. Nog een beetje verschuiven en hup, spitten en erin. Wouter harkt, ordent, werkt af.

Mensen komen zomaar langs (Wies en haar zus), erg leuk! Andere mensen komen na afspraak (Henk en Marion): erg leuk! Buren komen geïnteresseerd kijken (Edo, meneer Huizinga, meneer Martini). Ook erg leuk! 'Joe waark'n wel haard!' 'Dat most doe aans doun.' 'Siergras? Mooi!'

We lenen de kruiwagen, de gieter, de veger en krijgen kippensoep en boterhammen van Herma. Heerlijk! Met de kachel van Antje aan is de personeelskamer ineens een behaaglijke kantine geworden waar op zijn tijd heerlijke koffie geschonken wordt, of een lekker biertje. Als straks de caravan er is, kan het bier koud.

En omdat het na gedane arbeid zoet rusten is: het tuinbankje. Als je daar op gaat zitten, in de namiddagzon, kun je je geen betere plek wensen. Rutger Kopland in real life.