voor de zesde keer til ik mijn voeten op
Zelf eerst maar wennen, had ik bedacht. Kijken of hij niet spontaan de glazen deuren aan diggelen slaat. Of-ie geen snoeren opvreet, of ik misschien andere levensgevaarlijke situaties over het hoofd gezien heb. Of hij met zijn lawaai Stine niet de stuipen op het lijf jaagt en dus zo weer retour afzender kan. Het bleek allemaal reuze mee te vallen. Hij was minder luidruchtig dan gevreesd, met de glazen deuren ging hij uitermate voorzichtig om. Kortom: van mij mocht hij blijven. Ik besloot ze aan elkaar voor te stellen: mijn beide honden en mijn nieuwe robotstofzuiger.
Bij binnenkomst blaften ze allebei stevig. Die indringer moest eruit. Maar de bak met voer won het van verdediging en territoriumdrift. En toen de maag eenmaal gevuld was liet ik eerst Stine, aan de lijn, snuffelen aan de nieuwe bewoner. Ze rende er even achteraan, snoof wat geuren op en ging toen op de bank zitten. Tammo hoefde ik niet aan te lijnen. Die zocht direct een plekje naast Stine. Allebei keken ze met aandacht naar wat er zo nu en dan op ze af kwam, of onder ze onder de bank vandaan tevoorschijn piepte. Intussen deed de robot zijn werk, kriskras, volgens onverklaarbare logica.
‘Je breiwerk!’, gilde Sjoerd opeens. ‘Groene knop!’, schreeuwde ik terug van de andere kant van de kamer. Hij drukte erop en de veelvraat gehoorzaamde direct. Ik heb hem op zijn rug gelegd en de draad weer van zijn veegarmpje afgepulkt. Die zat er toch zeker al tien keer omheen gedraaid. Leer je van, zei ik tegen mezelf. Aan de snoeren had ik gedacht, de meditatiekussentjes tijdelijk op een stoel gelegd, de houtblokken netjes opgestapeld. De volgende keer dus ook letten op losse draadjes. Een uiteengereten sjaal en een gestikte stofzuiger, dat is niet waar ik op uit ben.
Eigenlijk maakt de robot weinig lawaai, van mij mag hij zijn werk zelfs doen terwijl ik in de kamer zit te schrijven. Zo wordt het huis schoon, in etappes, de ene dag de woonkamer, de andere dag de slaapkamer, dan weer de keuken of de B&B. Zodat de werkster minder werk heeft. Die doet natuurlijk nog wel de randjes, de plekjes achter de bloempotten, de stoelen aan de kant. Maar voortaan leef ik elke dag in een schoon huis, in plaats van een dag in de veertien dagen.
De robot komt onder de bank vandaan, twee honden zitten gebiologeerd te kijken naar wat er onder hen gebeurt. Ze volgen hem met een nauwkeurige blik, van links naar rechts. Dat is humor waar ik van houd. Als het ding een poosje bezig is, vind ik dat hij wel erg veel op de ene en erg weinig op de andere plek geweest is. Maar daar moet ik weer vanaf, hij gaat kriskras, net zolang totdat hij ongeveer overal ongeveer wel geweest is.
Even later. Geratel. ‘Groene knop!', schreeuw ik, Sjoerd is er weer als de kippen bij. Mijn nieuwe vriend was alweer lustig begonnen aan een vergeten bolletje breiwol. Een deel om zijn wieltjes gedraaid, een deel in de borstel. Dat werd weer ontwarren, en het kwam weer goed. Nu schrijf ik dit op en voor de zesde keer til ik mijn voeten op, omdat hij eronderdoor moet. Is al geweest, wil ik zeggen, maar hij luistert niet. Nog een poosje en ik laat gewoon mijn voeten staan, hij gaat er wel omheen. En anders maar niet.
Reacties zijn uitgeschakeld