Maandelijkse archieven: april 2021

ik heb even op de maan gestaan

Er ligt een lijstje voor me met kleine taken. Iemand bellen, iemand mailen, een afspraak maken. Het zijn de resultaten van een weekend weg: aan sommige dingen ben ik niet toegekomen omdat ik weg was, andere heb ik pas bedacht toen ik eventjes ver weg was. Je kijkt naar je wereld, je eigen leven vanaf een ander standpunt. Van de maan ziet je huisje er toch echt anders uit dan wanneer je op de wc zit. En ik heb even op de maan gestaan. Er rondgelopen, gewandeld, gefietst. De maan had een mooi en afwisselend landschap, een rivier en bomen, weids uitzicht. Met zon op mijn gezicht en de wind in de haren. Met een huurfiets en een instant maaltijdsalade-in-de-bonus van de Albert Heijn, bij gebrek aan geopende restaurants. En met een mango-ijsje op de terugvlucht. Het was fijn om op de maan te zijn, ik genoot van het uitzicht, van de frisse wind, van het andere perspectief. En terug op aarde moet ik altijd even wennen aan de lucht hier, de blik, het eten. Tammo ploft in zijn mand, Stine legt zich naast me neer. De groene specht lacht zijn vrolijke schampere geluid door de deur naar binnen. Ik ben blij, ik ben weer geland.

voor een tijd een dak boven ons hoofd

Lieve mensen,

Deze keer richt ik me speciaal tot jullie. Met een verzoek. Dat zit zo: Sjoerd en ik hebben ons mooie huis in Westernieland per 1 juli verkocht. We hebben er jaren met veel plezier en inzet gewoond en zijn nu toe aan de volgende stap. Die gaat er komen, vanaf begin november kunnen we aan de slag in ons nieuwe huis in Groningen. Daar zal het een en ander verbouwd worden, voor de kerst hopen we onze voeten er onder de tafel te steken. Maar daartussen, wat moet er daartussen?

We zijn op zoek naar tijdelijke woonruimte. Iets voor Sjoerd en mij, voor Tammo en Stine, onze twee stabij’s. Iets op maximaal zo’n 20 kilometer van Sjoerds werk in Groningen. Appingedam is een prima optie, Uithuizen ook. Of de stad Groningen. Het zou mooi zijn als er een treinstation of een goede busverbinding in de buurt is, dan kom ik ook nog eens ergens. En de honden, die horen erbij. Van alles zou kunnen: het voorhuis van een boerderij, of antikraak, zolang het maar goed bewoonbaar is.

Zou je willen rondkijken, rondvragen? We hebben ons op allerlei plekken ingeschreven, maar zeven maanden iets huren, dat valt in deze drukke woningmarkt nog niet zo mee. En voor de goede orde: alle vakantiehuisjes die tot nu toe getipt zijn, zijn al bezet of worden per week verhuurd voor een hoogseizoentarief. En in de meeste vakantiehuisjes zijn Tammo en Stine helaas niet welkom.

Het gaat om de periode van half juni tot (eind) december. Twee mensen en twee honden. Weet je iets? Laat het ons weten!

we gaan het durven

Tammo knort, ik hoor het vertrouwde raspen van zijn ademhaling. Zachtjes, regelmatig, zijn adem is een ondertoon in het leven geworden. Een oude hond is hij nu, die het vooral hebben moet van slapen. Terwijl de dingen gebeuren, slaapt hij. Zo nu en dan wordt hij wakker, laat zich gelden. Een schim van oude tijden, toen hij jong en sterk was. Soms blaft hij. Hard. Meestal als Stine het hem voorzegt, als zij begint te piepen, te gillen, te donderjagen desnoods. Dan wil hij nog graag een duit in het zakje doen. Om even daarna weer over te gaan tot de orde van de dag. Rustig knorren.

We hebben gasten, ze gaan hun eigen gang, ze lezen of wandelen of doen andere dingen. Zo nu en dan komen ze voor de dag. Dan maken we praatjes, dan komt het tot een gesprek over de dingen. Over taal, cultuur, iets maatschappelijks, over de natuur, over hoe het gaat. Of over ons nieuwe huis, dat al een poos ook hun huis is. Ze vertellen, ze vragen, ze luisteren. Wij doen hetzelfde, het gaat op een vloeiende manier, het is bijna onfatsoenlijk om te proberen zo’n gesprek te beschrijven. Omdat het gaat zoals het gaat: goed, het zijn fijne momenten, van onderzoeken, herkennen. Van ontmoeten, vooral.

Want dat is toch wat je ‘am besten’ doet in een gesprek: je herkent iets bij de ander. Je toont, de ander herkent. Je luistert, vraagt door, iets van jezelf vind je in de ander, de ander iets van zichzelf in jou. Contact maken is verkennen, herkennen, erkennen, en in dat vreemde niemandsland ontstaat een web van onzichtbare draden, van vraag en antwoord, van willen weten en van willen vertellen. Fijn dat jij er bent, dat de ander er is, dat is van waarde, en dat draag je samen, door dat ragfijne kwetsbare web, dat door praten en luisteren, door spreken en zwijgen steeds een beetje sterker en vertrouwder wordt, steeds een beetje meer kan dragen. Totdat het een tikje hebben kan. Een tikje, omdat iemand zich niet begrepen voelt, omdat een vraag zeer doet, een antwoord iets openhaalt.

En dan is er weer dat voorzichtige vragen, dan wordt er hersteld, geweven, net zolang tot het web weer sterk genoeg is. We zijn aan het weven met onze gasten. We kennen ze lang, er is voldoende basis. Er is ook een doel: we worden goede buren. We gaan het avontuur aan, van levens delen in huizen die verbonden zijn, de muren en plafonds, de vloeren en leidingen gedeeld. Ons verlangen om ooit te wonen met mensen om wie we geven, om sociaal en cultureel aangehaakt ouder te worden, gaat in vervulling. Niet omdat Sjoerd of ik had bedacht dat het er nu al de tijd voor is. Maar het kwam. De vraag werd gesteld. We zijn begonnen met een antwoord.

De andere buren kennen we inmiddels ook, de eerste draadjes zijn geweven, de intentie is uitgesproken, over en weer: met deze mensen zien we dit avontuur zitten, en zij met ons. Vragen, antwoorden, voorzichtig dat dunne ijs betreden, dat kwetsbaar is als je elkaar nog maar nauwelijks kent. Aarzelend, kleine stapjes voorwaarts. Wil jij mij, ik jou, kunnen we het samen aan? We gaan het durven.

De tijd die komt is een tijd van inpakken, meenemen, achterlaten. Van afscheid, herinnering, o ja, o nee toch. Je haalt wat overhoop als je twaalf jaar in een groot huis woont. Als je twaalf jaar in een klein dorp woont. Tegelijkertijd zijn we aan het weven. En passant wordt ons nieuwe huis nog wat aangepast. Er is voldoende te doen, rondom dat oude, dat voor een deel los moet, en het nieuwe, dat voor een deel opnieuw moet hechten. Draadjes weven, andere juist losmaken, afhechten. Het zijn drukke maanden, vol emotie, en ondertussen wordt het telkens ook gewoon weer avond. Ik stel me voor dat die spin, die zijn webjes weeft, ook gewoon weer slapen gaat. Morgen weer verder waar hij gisteren was gebleven.

Avond dus. We ruimen op. Tammo wordt wakker. Snoeihout gaat in de kruiwagen. Siergras, dat ooit jong en groen en veelbelovend was, dat groeide en bloeide en tot in de diepte van de wintertijd zijn schoonheid spreidde. Dat bescherming bood en een prachtig wintersilhouet gaf. En nu het nieuwe voorjaar komt, maakt het plaats, komt het los van zijn wortels. We hebben het afgeknipt, Sjoerd brengt het naar de bult achter de garage. De eerste groene uitlopers zijn alweer zichtbaar. Tammo komt in beweging, gromt, blaft. Sjokt, drinkt wat uit de vijver. Hij heeft het hier voor het zeggen. Laat dat duidelijk zijn.