Maandelijkse archieven: juli 2019

de zorgzame vader ontfermde zich

Het glas van de deur dreunde zwaar. We stonden aan het aanrecht, Sjoerd en ik, de vogel kwam recht op ons af gevlogen, naar binnen tot waar het glas was, ergens halverwege, waar hij stopte, dreunde, viel. Sjoerd schrok van wat hij voor zijn ogen gebeuren zag, en is, om bij te komen, even op de rand van het bed gaan zitten. Het beestje lag op zijn rug, met de beentjes omhoog. Ik raapte het voorzichtig op, het hoofdje hing slap omlaag. Niet dood, maar wel al bijna, dacht ik, hij deed niet meer wat hij hoorde te doen. Ademde snel, de oogjes draaiden weg. Zo sterft een vogel dus, dacht ik nog.

De zorgzame vader in mij ontfermde zich, droeg hem de tuin in, legde hem neer in een stille hoek, blij dat de honden uit logeren waren. Een kwartier later zat hij omgekeerd, de beentjes weer aan de onderkant, zoals het hoort, de ogen schichtig open. Weer een kwartier later: de staart een beetje vreemd overdwars. Ik weet het niet, dacht ik nog. Ik kwam dichterbij, strekte mijn arm uit. Maar het beestje zag in mij weer als vanouds de vijand, vloog luid kwetterend rechtstreeks de boom in die verderop stond. Hij deed het weer.

iets in mij wilde iets anders

Na een dag mooie tuinen kijken kwam ik aan bij het water. Het was te warm geweest, ik was te moe, de laatste uren had ik veel pijn aan mijn voet, lopen ging bijna niet meer. Blij dat er een terras was, blij dat er water was. De stoel lokte, ik had kunnen gaan zitten. Maar iets in mij wilde iets anders, het lijf bewoog zich naar het water, hoewel de geest een biertje prefereerde en verder niets meer. Moe, uitgeblust, toe aan slapen, eigenlijk. Maar het lijf bewoog zich naar het water en als vanzelf kwam dat van Sjoerd er achteraan. Ik zocht naar een plek waar mijn voet het water in kon, maar de beschoeiing was te hoog. Rechts kwam ik per ongeluk op het terrein van de buren, die daar natuurlijk zelf aan een biertje zaten en het water niet ingingen en ik schrok terug. Dan maar de andere kant op, daar was een smal tegelpad, dat naar een groezelig randje leidde. Wat keien, wat aarde en gras, en schuivend op mijn kont over de hobbels lukte het om bij de oever te komen. Een teen, een voet, toen twee.

Sjoerd schoof naast me op een paar andere keien, ook naar het water. Hij trok zijn polo uit, zijn broek en schoof in onderbroek het water in. Zwom een paar slagen en was al zowat aan de overkant. Tja, dacht ik, nou ligt mijn zwembroek in de bus, handdoek, zwembril, oordoppen, de hele mikmak ligt in de bus. Als ik nu terug loop en me omkleed en dan weer naar hier, dan is de lol voorbij. Laat ik maar niet gaan zwemmen. Maar ineens lag het horloge in het gras, de broek ernaast, het overhemd een stukje hogerop. En ik zag mezelf het water inglijden, het bijna lauwe water, veenachtig zacht, het rook naar planten, ik bekommerde me niet om mijn spullen, niet om een handdoek, niet om droge ogen of oren. Ik zwom! Vanaf het terras klonk applaus. Eerst een paar slagen naar de overkant, toen Sjoerd achterna die al een eind verderop was, en toen hij mij tegemoet kwam, draaide ik om en kwam weer bij de kant. Kroop het heerlijke water uit, pakte mijn spullen bij elkaar en stak in kletsnatte onderbroek het volle terras over, de mensen keken en het gaf niet. Ik vroeg de chauffeur, hij liep met me mee over het hete asfalt, naar de bus die verderop stond. Ik kleedde me om in de bus, samen wandelden we terug naar het volle terras. Er stond een biertje voor me klaar.

rijden door gortdroog land

In de auto lees ik aan Sjoerd een verhaal van A.L. Snijders voor, zoals elke zondagmorgen. Een verhaal, geschreven door een oude man, over zomerhitte, 36 graden en het parkeren van een auto. Terwijl wij in dezelfde zomerhitte in de auto op weg zijn naar een oude moeder. De rit gaat door een bijna leeg landschap, langs gele velden waar het koren al vanaf gemaaid is omdat boeren altijd haast hebben. De stoppels staan dor op de akker. Het verhaal eindigt met de koelte van een treinreis naar Basel.

Op mijn iPhone lees ik verder over de Scandinavische winkel waar ik onlangs van hoorde: ‘Nieuw! Voorjaar in de winkel! Konijntjes, haasjes, kippen etc. voor Pasen! Maar ook servies voor het paasontbijt, bestek, placemats etc. En natuurlijk kleurige voorjaarskleding en jassen. Laat het mooie weer maar komen!’ Wij rijden door gortdroog, tarwedroog land, het mooie weer is onverbiddelijk gekomen.

Beginnen was moeilijk. Stoppen is dat ook.

Drie jaar en drie dagen geleden ben ik begonnen om elke dag te beginnen met schrijven. Elke dag een tekst. In die drie jaar heb ik niet één keer gemist. Soms schrijf ik een a-viertje vol, veel vaker drie en soms zes. Telkens begin ik met mijn dromen van de voorbije nacht. De gedachte komt weleens op dat drie jaar mooi genoeg is. Elke dag dat je het langer volhoudt is het moeilijker om de kring te doorbreken. In het begin ben je nog maar net op gang, als je dan stopt kraait daar geen haan naar. Maar na 1094 dagen en 2,2 miljoen woorden wordt schrijven, net als stoppen, een serieuze zaak.

Is het langzamerhand niet eens tijd voor iets nieuws, iets anders? Af en toe sleutel ik net zolang aan een tekst totdat die op mijn website kan, of op Facebook. Daar krijg ik leuke reacties op. Is dat voldoende? Nee. Aan de Schrijversvakschool heb ik twee lesblokken gevolgd, bij Jan van Mersbergen ga ik een cursus volgen. En ondertussen denk ik na over hoe ik verder kan. Voorlopig schrijf ik nog steeds elke dag. Ik begin met mijn dromen. Dat doe ik al drie jaar en drie dagen. Morgen vier. Beginnen was moeilijk. Stoppen is dat ook.

een bord in het veld

Ik vond een bord in het veld. Met een lepel. Een etensbord van aardewerk, een lepel van metaal, halverwege tussen onze twee dorpen. In het gras, rechts langs het pad. Het bord was leeg, de lepel schoon. Wie legt er een lepel en een bord in het gras en neemt die dan niet weer mee? Iemand heeft daar zitten eten, denk ik, dieren hebben het uiteindelijk vast schoongelikt. Maar wie doet zoiets? Ik heb het meegenomen, na er een poosje over nagedacht te hebben. Laat ik het liggen, laat ik het niet liggen? Je moet per slot je verantwoordelijkheid als burger wel nemen.

Laten liggen betekent: misschien heeft het een betekenis van een vossenjacht. Dan handhaaf ik de magie. Misschien breekt het, als er kinderen langskomen die er tegenaan schoppen. Maait er een maaimachine overheen, komt het in de maaibalk. Komen de brokken in de natuur, nog jarenlang vind je de resten. Nu zijn het maar twee stukken, dan misschien wel honderd. Dus handhaaf of vererger ik de rommel.

Meenemen is: de dingen mee naar huis nemen. Weggooien, de container in, want wat moet ik ermee? Het is oud spul, een bord uit België, een lepel met voor mij te kleine lettertjes. Je gaat zoiets niet op Facebook zetten, zo van: wie is een bord en een lepel kwijt? Meegenomen, dus, en in de container. Maar wel even opgeschreven. En op de foto.

Slepie en Slepie

Bijnamen voor Tammo en Stine bedacht: Slepie en Slepie. Stine sleept me vooruit ('Kunnen we zo snel mogelijk weer naar huis?'), Tammo sleept er wat achteraan ('Kunnen we niet thuisblijven?'). Onderweg ging hij langs een sloot in het gras zitten en toen ik zei dat hij doorlopen moest en een rukje aan de lijn gaf, liet hij zich op zijn zij vallen. Met andere woorden: ‘Krijg mij hier maar eens vandaan’. Er was dus meer overtuigingskracht nodig. Stevig stemgeluid, krachtige houding en ja, hij gaf zich gewonnen. Maar Slepie bleef-ie.