Kom, dacht Tammo toen Sjoerd hem vanavond uitliet bij het bosje. En hij ging er vandoor. ‘Hier’ hielp niet, het instinct was te sterk.
Sjoerd belde, ik kwam. Dat hielp ook niet. Het bos was te donker en omzoomd door kilometers vrijheid. Tientallen hectares omgeploegde klei met hier en daar een sloot. Sjoerd ging bij Klaasjan zeggen dat we hem kwijt waren. En toen, ja, wat was wijsheid? Bij Jente langs (Tammo’s grote vriendinnetje). Maar nee. Thuis stopte een auto voor de deur. Een vader en een zoon. Raampje open.
‘Zijn jullie een hondje kwijt? Wij hebben er eentje gevonden.’ Pfffff. In de auto naar het volgende dorp, kilometers verder. Daar rende Tammo opgewonden door de schuur. O, wat was ik blij! Maar hoe kwamen ze aan Tammo?
Meneer was wezen trimmen, door het veld naar ons dorp en langs de weg weer terug. Halverwege liep er een hondje met hem mee. Hij had hem keer op keer teruggestuurd, maar hondje luisterde niet. Weer thuis had de man bedacht: ik ga even bij Klaasjan langs, die woont in de buurt van waar het hondje meeliep. En zo was Klaasjan de spil van de oplossing.
Tammo is terug. Op kerstavond. Alle doemscenario’s (zeven sloten, eenzame kerst) kunnen de kast weer in. We doen zo gewoon mogelijk.
1962. Begin december was de christelijke scheurkalender een veelgevraagd artikel bij boekhandel Wieringa. Er waren er drie: Maranatha, Honigdroppels (let op de ontbrekende N) en Kruimkens van ’s Heeren tafel, kortweg Kruimkens genoemd. De bestelling kwam binnen in twee delen: het blokje en het schild (een kartonnen achterkant met een kleurige stichtelijke afbeelding erop, en een gaatje erin voor de spijker aan de wand). Vaste klanten hadden al aan het eind van de zomer hun bestelling gedaan, zodat ze zeker waren van een bijbeltekst plus overdenking op elke dag van het nieuwe jaar. Ik herinner me mijn vader op een vroege winteravond de blokjes op een schild plakken. Met witte lijm en een kwast. Smeren, zorgvuldig plaatsen (daartoe was er een vakje getekend op het schild), een gewicht erop en drogen. Zo ging dat, al die bloks op al die achterkantjes.
Een Kruimkensklant was geen Maranathaklant. Een verkeerde kalender klaarleggen voor de dames De Boer was dan ook een regelrechte ramp.
Ik keek daarnet op internet. Ze bestaan nog steeds, 50 jaar na dato. En ik schrok. Stond er tot nu toe nog steeds een stichtelijk plaatje op het schild van de Kruimkens, in 2013 moeten de trouwe kalenderklanten het doen met de afbeelding van een specht. En daarmee gaat Kruimkens de Maranatha achterna, die al langer gestileerde natuurfoto’s brengt.
Arme dames De Boer.
Een kleine week verder zit ik op 3,1 gemiddeld. Hoe snel gaat dat, jezelf in cijfers definiëren. Wakker worden, op het metertje kijken en zeggen: 2,8. En dat Sjoerd dat dan begrijpt.
3,1 dus. Dat is een heel verschil met de test van een paar weken geleden, die 35,7 aangaf. Ik schrok daar toen erg van. Maar ik had geen referentie. Waar moest ik die 35,7 aan afmeten? Ernstig, zei dok. Okee, maar hoe lang al? Geen idee.
Nu heb ik dat wel. Inmiddels denk ik erover na hoe ik die 3,1 naar beneden kan krijgen. ’s Avonds na 8 uur geen koffie meer. Glaasje minder. Dat werk. Dat zou toch een mooie opgave voor 2013 zijn: 1,5.
Intussen is meer energie ook een streven. Als de frisse lucht elke nacht volop mijn longen ingeblazen wordt moet dat toch leiden tot beter slapen, meer ontspannen.
Dokter keek met extended appelboor en extended lampje in mijn hoofd. Ik lag intussen lekker te slapen. Toen ik wakker werd en de verpleegster mij inmiddels had verwend met een tosti ham-kaas en twee dubbele espresso’s schoof dokter aan bij het bed. Tongbeen, ja, dat is de obstructie (ik begin al te wennen aan de woorden; de achterkant van de tong zit dus in de weg). Tja, wat doe je d’r aan. Als je ouder wordt gaat alles een beetje hangen. Het tongbeen ook. Dokter zal een brief schrijven aan andere dokter. En dan moet ik een afspraak maken met andere dokter.
Zo gezegd zo gedaan. Gisteren bij andere dokter. Sjoerd mee. Twee opties, zegt dok: een beugel of een omgekeerde stofzuiger (dat zei hij helemaal niet, maar ik vertaal het alvast). De beugel wordt op je gebit geschroefd en bezorgt je kaakproblemen. De stofzuiger staat naast je bed, met de slang op je neus. Dat wordt het dan maar. Kamertje verder kreeg ik de stofzuiger uitgelegd en in een keurig tasje mee. Geen mens die het ziet als je ermee over straat loopt.
Afgelopen nacht was de eerste onder het nieuwe regime. Wel wennen, af en toe verslikte ik me. Praten lukt ook niet (probeer eens met windkracht 12 je mond open te doen). Maar het metertje gaf vanmorgen de ademstops aan. Een paar weken terug was dat 35, nu 3,5. Joepie! (plaatje: tongbeen van mammoet)