tijd

Mijn moeder leek goed te pas. Ze was aan het rommelen op de wc toen ik binnenkwam, dat duurde zeker tien minuten maar er was niets verontrustends aan de hand, ze probeerde alleen maar een plas op te vangen voor in een potje, wat niet lukte, ik hoefde haar niet met een Tia van de grond te plukken. Ze kwam eraan geschuifeld achter de rollator, stapje voor stapje, ze had humor en keek helder uit haar flonkerende bruine kraaloogjes. Maar op mijn vraag hoe het nou ging, na dat herseninfarct van eergisteren, zei ze: ‘Eerlijk gezegd niet zo goed’. Ze weet dat ze minder goed uit haar woorden komt, ze weet dat ze soms heldere momenten heeft, maar steeds vaker heeft ze die niet. En dan weet ze dat ook niet. Van het infarct kan ze zich niets herinneren, anderhalve dag van haar recente leven is kwijt.

Ze nam de tijd om na te denken, nadat ze me had gefeliciteerd met mijn verjaardag, en iets aardigs over de honden had gezegd, eentje links, eentje rechts. Even met zijn tweeën, zei ze, dat was een goed moment om het erover te hebben. Moest ik nog iets vragen of zeggen nu het nog kon? Nee, zij ook niet. Ze was er zich goed van bewust dat het over een poosje ophoudt hier, dat het gebakje van daarnet (‘goud eet’n veur ’n aarbaaider’) weleens het laatste zou kunnen zijn. Dat ze op een keer zomaar niet meer wakker zou kunnen worden. En dat ze er wel vrede mee heeft, dat het wel ongeveer klaar is. ‘73 jaar is ook heel bijzonder’, zei ze. 93, verbeterde ik haar, en ze vond het net zo bijzonder. Het gesprek ging niet over God, niet over haar man, niet over haar andere zoon. Nee, gewoon over haar en mij, over wat onder handbereik lag. We zoenden, zij ging eten, ik ging naar huis. Ze zwaaide.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *