stiekem hoop ik op een buitje
En dan die duif. Op het rare klungelige nest, in elkaar geflanst op een kunstwerkje, vlak voor me in de tuin. Vader en moeder Tortel hebben twee weken gebroed als gekken, als vastgeschroefd op het nest. Om de beurt, dag en nacht in ploegendienst. Sinds de twee eieren uitgekomen zijn, is er gevoerd, in het begin om de haverklap, gaandeweg steeds minder. De ouders lieten het nest naar mijn idee veel te gauw veel te lang onbeheerd, ik zag voor mijn geestesoog al een sperwer op zoek zijn naar een ontbijtje. Maar ze hebben er kennelijk meer verstand van dan ik, het ging goed. Als de grote tortels weg waren, bewoog er weinig. Bracht een van de ouders de boodschappen, dan kwamen beide kinderen in beweging. Eten! Maar mij was ook duidelijk dat het ene kind altijd de eerste was, beweeglijker, meer kreeg dan het andere. De bek vooraan, zeg maar. En gisteren was het zover: er was nog maar één reikend halsje te zien.
Ik heb de camera opgesteld, gewacht tot voedertijd. Ik heb de momenten vastgelegd waarop het kuiken, dat opeens al behoorlijk groot is, zijn snavel in die van vader of moeder duwt en zo voorgeweekt voedsel opslurpt. En ik heb gezien dat diezelfde duif vervolgens druk in de weer was om iets uit het nest te werken. Toen ik later ging kijken, vond ik in de border een klein nat dood vogeltje. Ongeveer half zo groot als het exemplaar dat nu alle voer en het hele nest voor zichzelf heeft. Als het regent komt een van de ouders beschutting bieden, kruipt het jong diep in de ouderlijke veren. Zodra het droog is, is het kuiken alleen. Niks geen gezelligheid daar, het kind moet groot, het moet zo gauw mogelijk op eigen benen staan, op eigen vleugels vliegen en het nest uit. Tot het zover is, zit het kind hoog en droog. Alleen. Stiekem hoop ik op een buitje.
Reacties zijn uitgeschakeld