volop

Trouwe lezer, dat het rustig is op het blog wil niet zeggen dat er niks te doen is.

Elke dag buiten ontbijten. Werken in de siertuin, de moestuin (wat een vreugde!). Sjoerd belde vanaf de hobbykwekerij, of er nog ruimte was voor wat aardbeiplantjes. En hij kwam thuis met 65 stuks. Intussen had ik het bedje gespreid, ze konden er zó in. Smullen dus, volgend jaar.

De hond uit, de boodschappen gedaan. Er wordt gereisd en gewerkt, vergaderd, gespit, gegraven en begraven. Zo rijgen zich de dagen aaneen. Met veel beweging en buitenlucht. Of soms een beetje minder, omdat die gekneusde teen niet helen wil. Nou ja, dan maar wat rustiger aan.

Kernwoorden: groen, buiten, volop.

Zondagmiddag. Sjoerd is naar Alma Huisken in Molenrij om daar de tuin te bekijken en een rondleiding te krijgen. Intussen valt de regen met bakken uit de hemel. Ik pas op Tammo en mezelf. Die teen moet maar op een stoeltje of zo. Gedachten op een rij, materiaal voor een verhaaltje. Het water in de vijver staat tot aan de rand, in Delfzijl zouden ze de kering er voor sluiten. Het tikt op de dakkoepel, Tammo zucht nog eens diep. En ineens spettert de zon weer naar binnen. Het is volop zomer.

Zingen

De oude tante. Een hersenbloeding, en nog één. Ze kwam er niet meer bovenop. Dik zesentachtig.

Op een hete middag begraven we haar in Leens, waar mijn familie vandaan komt. Vanuit de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt aan de Valgeweg. Een jaren zeventig soort-van-schuur, met slechtgevoegde steenstrips aan de wand en een schrootjesplafond. Het zingt stroef, met een tegenstribbelende organist. De preek gaat over de lasten van dit leven en bij Jezus zijn.

Neefje en nichtje gaan bij de microfoon staan, een cd’tje aan met enkel piano. En dan gebeurt het. Ze gaan zingen. Schoon, droog, zonder opsmuk. ‘Veilig in Jezus’ armen, veilig aan Jezus’ hart’. Zij begint, en hij neemt het over. Zij schuift naar de tweede stem. Het mengt mooi en in heel die kale toestand komt vlees en bloed.

Het gaat een beetje jeuken tussen mijn schouderbladen en de eerste traan dient zich aan.

Neefje twee vouwt zijn papieren uit en gaat vertellen over tante’s leven. Van coupeuse naar maatschappelijk werk, van Leens naar Leiderdorp. Haar betrokkenheid bij anderen, later de zorg voor haar ouders, terug in Leens. Neefje stopt even. Hij slikt, en bij mij jeukt het weer. Traan twee.

En dan neemt de kaalheid het weer over. De kerk uit, de straat op, op weg naar de groeve. We lopen, we begraven. Het Onze Vader voor wie wil. Koffie, cake, naar huis.

Dank neefjes, dank nichtje, voor het respect. Dank voor zoveel vlees en bloed. Voor zoveel brood en wijn.

90

We waren met zijn allen
over van een oud leven,
Wij waren het die er nog waren.

Fijn, sprak hij zacht, fijn,
dat jullie er zijn,
ik kan het bijna niet begrijpen.

De hond en ik, en wie nog meer,
we waren er.
Zijn blik dreef naar de verte.

We brachten wijn mee, rode wijn.
Hij nam een slok, het smaakte goed.
Een zachte glimlach gloorde.

Bekaf waren we daarna
en moesten uren slapen.

Wouter Wieringa

Kopland weer

Een tuin in de avond
Er gebeuren dingen hier en ik ben de enige
die weet welke

ik zal ze noemen en ook zeggen waarom

er staat een oude tuinbank onder de appelboom
er ligt een oude voetbal in het gras
er komen oude geluiden uit het huis
er is oud licht in de lucht

dit gebeurt hier: een tuin in de avond

en wat je niet hoort en niet ziet—de plekken
waar we kuilen groeven en
die huilend dichtgooiden

ik vertel dit omdat ik niet alleen wil zijn
voordat ik het ben

 

Gerrit Komrij

Twee koningskinderen

Als alle mensen op hun handen liepen
En ankers bleven drijven op de Rijn,
Als oesters ongehoorde dingen riepen
En naalden ons doorstaken zonder pijn,

Als kangoeroes in hemelbedden sliepen
En mummies konden zingen in hun schrijn,
Als piramiden soepel zouden zwiepen
En modderbaden geurden naar jasmijn,

Als reuzen gingen zwemmen in ’t ondiepe
En er geen einde kwam aan dit refrein,
Dan hoorde ik een raamkozijn zacht piepen
En kuste jij me, dwars door het gordijn.

 

sla

De sla is geplant, de dichter is gestorven.

 

 

 

 

 

Toen mijn broer stierf las ik voor:

Met jou kwam een nog vreemd
verdriet waarop ik een leven
lang gewacht heb.

Het kwam uit je ogen in de mijne
uit je handen onder mijn jas
het kwam en ik liet het.

Eindelijk zag ik dat alles voorbij
zou gaan als deze dag boven
land dat ik liefheb.

Ik zeg niet dat het erg is
ik zeg alleen wat ik dacht
te zien.

Wij gedenken Rutger Kopland.

gras

Aan gras kennen we veel toe. Het is fris, groen, jong, smakelijk. Vee smult er van, wij smullen van de geur van vers gemaaid of lekker gedroogd. Als het erg hoog staat gebeuren er ondeugende dingen in. En als hooi vind je er geen speld in, maar misschien wel gelieven.

Maar ook: het is van voorbijgaande aard. ‘Gelijk het gras is ons kortstondig leven’, staat in Psalm 103. Thomas à Kempis schreef over ‘de erkenning van onze broosheid’ (recognicione porie fragilitatis). Zaai maar eens gras en je weet het. Het komt snel op en ziet er dan uit als een baard van een puber. Vegerig en dun. Broos, zou je kunnen zeggen.

Ons gras is broos. Maar groen. En dat is veelbelovend.

‘Int groene gras seer lieflijk hy my weydet.’ Zo dichtte Petrus Datheen Psalm 23 rond 1566.

En P.C.Hooft maakte er van: ‘De jeughd des velds plujck jck in groener wejde’.

Jaja, die P.C. Hooft.

sla

Sla, andijvie, boerenkool, winterprei, radijs en bonen. Stok(sla)bonen als je ze tegen stokken op laat klimmen, stambomen (echt waar!) als je dat niet doet.

Het kan allemaal nog, half juli in de moestuin. Koos zegt het en Koos kan het weten. Hij en Dineke wonen op de voormalige kwekerij van Dineke’s ouders. Ze hebben een moestuin, daar zeg je u tegen. Meer een kwekerij dus. Met een verzameling boontjes waarvan je niet wist dat ze bestonden. Ik heb er eerder over geschreven.

Dus binnenkort naar de kweker voor plantjes en zaadjes. Want het een plant je en het ander zaai je. Maar niet teveel. Als je nu tien slaplantjes tegelijk in de moestuin zet, heb je straks op één dag tien kroppen sla. Die moeten er dan uit. En op. Laat je ze staan, dan schieten ze door. Rare dingen worden het, waar geen smaak meer aan is.

Verder moet je rekening houden met wisselteelt. Te lang hetzelfde verbouwen op hetzelfde lapje put de grond uit. En combinatieteelt. Niet alle buren zijn goede buren. Late wortels met prei gaat goed. Rode bieten naast spinazie is niet verstandig. Nee, een moestuin is nog niet zo makkelijk.

puntjes

De afgelopen jaren hebben we de tuin ongeveer overal ‘aangeraakt’. Ideeën en gedachten laten gaan, de schop in de grond gezet, de boel overhoop getrokken. De afgelopen week ging het om de losse eindjes, de puntjes op de i. We hebben de plannen met de hovenier doorgenomen: ophogen, egaliseren, compost aanbrengen, inzaaien. Alles wat nog moest. Plus hier en daar wat reparaties.

Dinsdag kwamen de jongens, drie man sterk. Er lag al 20 kuub aarde en net zoveel compost klaar. De jongens hebben een klus geklaard. Waar het onkruid kniehoog stond (en als je de kaardenbollen meetelt zelfs tot drie meter) ging de bosmaaier erin. Grond werd omgegraven, compost en teelaarde werden aangevoerd en vermengd. Daarna de frees erdoor en uiteindelijk werden perken geëgaliseerd en ingezaaid.

Hét startschot om met planten te beginnen. Natuurlijk lag het ontwerp al klaar en konden we gericht aan het werk. Voordat de buien losbarstten stonden er zo’n 120 planten in de verse volle grond. Met idyllische namen als “Stachys Hummelo”, “Deschampsia cespitosa ‘Goldschleier'” en “Filipendula rubra Venusta”. Klaar om te groeien en te bloeien

De volgende denkklus is: welke groentes kunnen er nog in de moestuin, dit jaar? Dat blijken er verrassend veel te zijn! Daarover binnenkort meer. Eerst genieten van wat er alweer tot stand is gebracht. Met volle teugen!

rommelmarkt

Het woord zong al een poosje rond. Niet dat ik er van houd. Maar je weet nooit. Een tuinsetje, een bloempot. Dus toen er eentje in de krant stond moest het maar zijn. Opening 9 uur, dus op tijd op. Rondje met Tammo en daarna in de auto.

Het was rond een oude boerderij. Gelukkig stond er een adres bij. Tomtom wist het te vinden. Kwart over negen kwamen we aan.

Onderweg liepen de stapels witte tuinstoelen ons al tegemoet, met benen eronder. We hadden dus wel een uurtje eerder mogen zijn. In de buurt van de schuur werd het duidelijk. Honderden mensen waren afgekomen op een verzameling oude meuk van heb ik jou daar. Op zaterdagochtend om kwart over negen! Waar haalden ze de moed vandaan. En de spullen. Het was wringen om tussen de mensen en de dingen door te komen. Mijn neus kwam vervaarlijk dicht bij muffe smyrnakleedjes en te lang opgeborgen boeken.

‘Hé Zuidema’, zei een jongen van een jaar of veertien tegen een tenger strak meisje van een jaar of twaalf. ‘Heb je mijn vrouw niet meegenomen?’ ‘Nee’, zei Zuidema, ‘die is naar de EO-Jongerendag’. ‘Moet jij daar niet heen dan?’ ‘Mwah.’ Ze ging liever naar de rommelmarkt.

Het mag duidelijk zijn, dat tuinsetje heb ik niet gescoord. Noch de bloempot. We hebben in de buurt een kopje koffie besteld. Met appeltaart. Om bij te komen.