zomer
Al dagen was het aangekondigd. Heel Nederland kon zich alvast een beetje overstuur maken: eindelijk zomer! Nou ja, één dag. Gisteren.
Vroeg op, er moest van alles gebeuren, aan mij zou het niet liggen. Met Tammo het veld in, wandelen naar Pieterburen. Hij mocht los en kon heerlijk rennen en snuffelen, ik genoot van de natuur en de ruimte. Bij Domies Toen, de prachtige botanische tuin, waren de vrijwilligers druk en vrolijk bezig om er voor het nieuwe seizoen weer iets moois van te maken. Kopje koffie bij Nienke en de jongens, en toen weer terug, door het veld.
Thuis verdween Tammo, voorlopig uitgeteld, in zijn mandje. Voor mij dé kans om een bedje te spitten (het werden er twee, wat een lekkere losse grond, wat al een hoop wormen!) en te beginnen met het schoonmaken van de vlonder. Vriend Sander sms’te dat hij al net zo enthousiast bezig was in zijn tuin. Na een poosje scharrelde Tammo alweer rond, veel te nieuwsgierig naar wat ik aan het doen was.
Aan het eind van de middag waren we moe en tevreden. Allebei een bakkie voer en dat was het wel. Voor vandaag.
hak&breek
Vanmorgen voor dag en dauw. Het klonk als het betere timmerwerk. Toen ik het gordijn openschoof zag ik wie er zo vroeg aan de slag was: Henk Hak, alias Kees Klop, alias Simon de Grote Bonte Specht. Druk bezig om het tweede duur gekochte Vogelbeschermingsnestkastje (invliegopening 28,0 mm, pimpelmeesfähig) te verbouwen tot spechtenkot. In de winter deed hij hetzelfde bij nestkast 1 en kennelijk is het hem goed bevallen.
Zwager vertelde dat spechten nestkasten openbreken die niet in de herfst zijn schoongemaakt. Daar zitten allemaal lekkere torretjes en spinnetjes in, die de moeite van het hakken waard zijn. Deze specht was kennelijk verkeerd voorgelicht. Misschien moet ik er de volgende keer een bordje ‘buit eruit’ bijhangen.
Elk nadeel hep se voordeel: ik heb nu twee riante spechtenonderkomens in de tuin. Lenteklaar. Kom maar, jongens!
Foto: spechtenbistro. Oók van Vogelbescherming!
lentewit
Wit was het vanmorgen, ijzig wit. Wit van de rijp op het gras en op de bomen. Ieder takje wit van ijskristal. En mistig, wit van mist.
De zon breekt door, het blauw van de lucht is ijsblauw en geeft zo’n klaarheid aan de dag. Wit en blauw kleuren het licht in de kamer, alles frist op.
De zon warmt de oranje beukenbladeren, de ijskristallen smelten, het dooiwater druipt glinsterend langs de takjes naar beneden. Siergrassen die krom buigen onder de zware last van het witte ijs zwiepen zachtjes in de wind en richten zich beetje bij beetje op, terwijl het water drupt. De witglinsterende randjes langs de bamboe, die meewiegen op dezelfde maat, steken fris af tegen het net zo frisse knisperende groen van de blaadjes.
De vogels hebben het ook door, mezen sodemieteren twee aan twee door het gaas en weer terug, ze donderen en buitelen over en onder mekaar, drukdrukdruk in het vogelhoofd.
Het dooit en het druipt, het lekt uit de bomen. Maar het zompt niet. Het knettert!
troost
Beth Haïm (Huis des Levens) is de Portugees-Joodse begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel. Ik was mooi op tijd en kon er even wandelen. Vanaf de straat zie je wat graven, hier en daar een zerk. Er liggen hier zo’n achtentwintigduizend mensen, meer dan je zou vermoeden. Een kleine stad vol.
Langzaam vormde zich een wat onwennige groep, donker gekleed, de mannen het hoofd bedekt. We gingen zoeken waar we moesten zijn, aan de achterkant van de begraafplaats. Daar werd de groep wachtenden steeds groter. De auto kwam, de eenvoudige kist (zonder handvatten) werd op een karretje gezet. We liepen er samen achteraan. Het was druk.
We pasten maar nauwelijks in het huisje. Een schrale ruimte, planken vloer met zand erover gestrooid, mooi stoer balkenplafond en kleine raampjes. Geen stoelen, we stonden dicht tegen elkaar aan, de kachel brandde in mijn rug. Er werden oeroude Hebreeuwse gebeden gezongen, mannen liepen al biddend zeven keer om de kist.
Een spreker sprak namens de familie en daarna namens zichzelf. Toen gingen we uit, de hof in. Het gat was al gegraven. Er werden gebeden gezongen, een aantal mannen schepte zand. Het viel met doffe dreunen op de kist. We keerden om en liepen weer naar het baarhuisje. Gebeden.
‘Troost uw vriend niet, zo lang zijn dode voor hem ligt’. Het is de dode die, zolang hij voor ons ligt, alle aandacht krijgt. Pas als hij begraven is, mag er gecondoleerd worden. Aan de overkant. Met koffie. En cake.
stabijs
Achtentwintig stabij’s en wetterhounen samen aan de wandel. Stel je voor, Tammo plus zevenentwintig verre ooms en tantes, verre achternichtjes en -neefjes. Hij had de dag van zijn leven!
Al snel had hij de leider van de troep (een bijna-loopse zwarte wetterhoun) tot zijn vriendin gebombardeerd. Samen voorop. Ze liepen ongeveer vijf keer zoveel als wij.
Soms kwamen we andere hondjes tegen. Tammo en wetter gingen er dan in gestrekte draf met z’n tweeën op af om de veiligheid van de troep zeker te stellen. Echt iets voor Tammo: de neus vooraan. Redelijk eigenwijs, af en toe even flink blaffen.
We liepen door het bos, met een grote boog, vanaf de parkeerplaats voor een restaurant tot we, na zo’n twee uur, achter het restaurant weer uitkwamen. Tammo liep om het restaurant heen, ging voor de deur zitten: hier waren we vertrokken, hier wilde hij ook weer naar binnen. Heel kenmerkend voor een stabij: taakje afmaken. En goed opgelet!
We hebben hem de hele avond niet meer gehoord.
ijs 2
Het is een beetje een gek idee. Sjoerd bindt op de bank de ijzers onder. Stapt door de tuindeur naar buiten. Loopt drie stappen over de vlonder. Leertjes af, op het ijs en… daar gaat-ie!
Een paar slagen, even diep zitten en dan skrrrrr… stoppen, draaien en opnieuw. Het is dan wel niet de Bonkevaart, maar toch!
Tammo ziet het even aan, rent dan blaffend mee door de kamer, van voor naar achter en terug. Hij mag ook naar buiten en begrijpt er eerst niets van. De vijver, daar kan je toch niet op stáán?
Uiteindelijk blijft hij aan de kop van de vijver zitten. Dan overziet hij alles het best en hoeft-ie niet zoveel te lopen. Na een poosje is Sjoerd klaar. Schaatsen af en weer naar binnen. Tammo blijft strategisch buiten zitten, zodat hij ons kan zien. Uit die grote hondenogen straalt maar één vraag: Balletje?
ijs
IJsbaan in Westernieland. Wedstrijden voor jong en oud. Sleetje rijden, priksleeën, kortebaan. Bij voldoende aanmelding ook estafette. Het ziet er erg leuk uit: koek-en-zopie-caravan en een ton met een vuurtje erin. Mensen staan er gezellig omheen om zich te warmen en een praatje te maken. Van achter het keukenraam sla ik het gade. Buurman met rode jas en witte muts. Daarginds, achter de bosjes, net boven de voederplank.
De straffe oostenwind zorgt voor een gevoelstemperatuur van min tien. In de kamer brandt de houtkachel. Sjoerd heeft twee kruiwagens hout naar binnen gereden, we kunnen vooruit. Af en toe even porren en dan knettert het er weer lustig op los.
Vanavond gaat Sjoerd schaatsen. Frits haalt ‘m op. Even baantjes trekken, even gezellig. En wie weet, nog even koek en zopie.
wandelen
Mensen draaien hun hoofd om als ik voorbij kom. Ze roepen van de overkant. O, wat mooi. Ze schreeuwen, ze fluiten, stappen van de fiets of stoppen met de auto. Eén keer was dat midden op straat, pal voor de school op de hoek. De bestuurder stapte uit, pakte me bij de arm, trok me mee naar zijn kofferdeksel en zei: ik heb er ook één! En hij wees door de achterruit naar binnen.
Zo gaat dat in Amsterdam, als ik Tammo bij me heb. Aan aandacht geen gebrek. Ze vinden hem mooi, prachtig, beeldig. Of ik op jachtles zit, vragen ze. Of is het een blindengeleidehond (laatst twee keer op één wandeling)? Hij is zo mooi, slank, hoog op de poten. Wat een knapperd. Dat zeggen ze allemaal. Gemiddeld tien keer per wandeling.
Ik word herkend aan de hond. Vorig jaar op een terrasje een heel gesprek met een bekende tv-presentator. Over Tammo. Hij wou ook zo’n mooie hond. Zo’n lieve. Ik denk dat hij nog precies weet wie Tammo is.
Tip voor Jeroen: neem een stabij. En niemand kijkt meer naar je.
kerst
Kom, dacht Tammo toen Sjoerd hem vanavond uitliet bij het bosje. En hij ging er vandoor. ‘Hier’ hielp niet, het instinct was te sterk.
Sjoerd belde, ik kwam. Dat hielp ook niet. Het bos was te donker en omzoomd door kilometers vrijheid. Tientallen hectares omgeploegde klei met hier en daar een sloot. Sjoerd ging bij Klaasjan zeggen dat we hem kwijt waren. En toen, ja, wat was wijsheid? Bij Jente langs (Tammo’s grote vriendinnetje). Maar nee. Thuis stopte een auto voor de deur. Een vader en een zoon. Raampje open.
‘Zijn jullie een hondje kwijt? Wij hebben er eentje gevonden.’ Pfffff. In de auto naar het volgende dorp, kilometers verder. Daar rende Tammo opgewonden door de schuur. O, wat was ik blij! Maar hoe kwamen ze aan Tammo?
Meneer was wezen trimmen, door het veld naar ons dorp en langs de weg weer terug. Halverwege liep er een hondje met hem mee. Hij had hem keer op keer teruggestuurd, maar hondje luisterde niet. Weer thuis had de man bedacht: ik ga even bij Klaasjan langs, die woont in de buurt van waar het hondje meeliep. En zo was Klaasjan de spil van de oplossing.
Tammo is terug. Op kerstavond. Alle doemscenario’s (zeven sloten, eenzame kerst) kunnen de kast weer in. We doen zo gewoon mogelijk.
Kruimkens
1962. Begin december was de christelijke scheurkalender een veelgevraagd artikel bij boekhandel Wieringa. Er waren er drie: Maranatha, Honigdroppels (let op de ontbrekende N) en Kruimkens van ’s Heeren tafel, kortweg Kruimkens genoemd. De bestelling kwam binnen in twee delen: het blokje en het schild (een kartonnen achterkant met een kleurige stichtelijke afbeelding erop, en een gaatje erin voor de spijker aan de wand). Vaste klanten hadden al aan het eind van de zomer hun bestelling gedaan, zodat ze zeker waren van een bijbeltekst plus overdenking op elke dag van het nieuwe jaar. Ik herinner me mijn vader op een vroege winteravond de blokjes op een schild plakken. Met witte lijm en een kwast. Smeren, zorgvuldig plaatsen (daartoe was er een vakje getekend op het schild), een gewicht erop en drogen. Zo ging dat, al die bloks op al die achterkantjes.
Een Kruimkensklant was geen Maranathaklant. Een verkeerde kalender klaarleggen voor de dames De Boer was dan ook een regelrechte ramp.
Ik keek daarnet op internet. Ze bestaan nog steeds, 50 jaar na dato. En ik schrok. Stond er tot nu toe nog steeds een stichtelijk plaatje op het schild van de Kruimkens, in 2013 moeten de trouwe kalenderklanten het doen met de afbeelding van een specht. En daarmee gaat Kruimkens de Maranatha achterna, die al langer gestileerde natuurfoto’s brengt.
Arme dames De Boer.