T@b

Ons T@bje. Wonder op wielen. Oogstrelend off-the-roadmonster. Aandachttrekkertje. We hebben veel plezier gehad, samen.

Zes jaar lang konden we op onverwachte momenten een beroep op hem doen. Als informatiepunt tijdens een fotoshoot. Als vaste rots in de branding tijdens de verbouwing van ons huis. Als veilige warme plek wanneer de herfststormen de takken braken. Als rustpunt na een drukke dag Floriade met Tammo (jaja, man en hond, het paste er echt allemaal in).

En gisteren dus de laatste rit. Hij is verkocht en ik heb hem weggebracht. Zo kon ik nog één keer genieten van alle passeerders die honderdtachtig graden gedraaid in de auto zaten, kijkkijkkijk wat een caravan! Nog één keer het neuswieltje opdraaien, de klik van de dissel, de lichten controleren.

Nu woont hij in de Randstad en ik wens van harte dat hij en zijn baasjes even zoveel jaren van intens genoegen met elkaar beleven.

Snif.

100

Het is dit jaar 100 jaar geleden dat mijn opa Harm Jan Wieringa een winkel begon. Als jongen van 24 trok hij vanuit Leens, in het noordwesten van de provincie Groningen, naar Delfzijl om er juwelier, goudsmid en horlogemaker te worden. Ver genoeg van zijn eigen vader, die in Leens zijn scheersalon en juwelierszaak bleef houden. Zus Agneeth ging mee met opa als, huishoudster, en het leven was hen goedgezind. Agneeth vond haar liefde Brand Slik, die met een schip in de haven lag, en in het weekend op zoek ging naar een meisje. En opa vond zijn liefde Sien Mensinga, dochter van de koperslager. Brand en Agneeth verhuisden naar Houwerzijl, dicht bij Leens. Brand werd schipper, en voer een beurtdienst tussen Houwerzijl en Groningen. Opa Harm Jan en Sien trouwden en bleven in Delfzijl. Dat opa 8 maanden later al weduwnaar zou zijn wist hij toen nog niet. Inmiddels zijn we 100 jaar verder. Nog maar een paar jaar geleden is de winkel in Leens gesloten. Die in Delfzijl bestaat nog. Met andere eigenaren, maar wel dezelfde naam: juwelier Wieringa. 100 jaar. Op 30 april.

Foto: opa en Sien op hun trouwdag in 1916.

te koop/verkocht

Wij gingen, na jaren van veel kampeerplezier, onze T@b 320 Offroad verkopen.

Hij is gebouwd in 2006, in goede conditie, uiteraard standaard uitgerust met een rondzit, kopkeuken, originele blauwe kussenbekleding en kleurige gordijntjes, verhoogde as tot 1000 kg, kenteken (geen wegenbelasting), lichtmetalen wielen en voorzien van allerlei leuke en praktische extra’s: Isabella luifel (geel), gaskachel, koelkast, horren met verduistering, fietsenrek voor twee fietsen, Alko-koppeling met disselslot, elektrakabel, bandenreparatieset, opbergnetten, oplegmatrassen, enz.

De T@b Offroad is stijlvol, strak en aantrekkelijk. Een unieke caravan voor liefhebbers. Klein, compact en kwalitatief goed, lekker licht en superstabiel. Met zijn opvallende vormgeving is hij een grote aandachttrekker op de weg. Met stoere donkergrijze accenten, lichtmetalen wielen en een extra stevig onderstel. Niet voor niets Off-road: het begin van avontuur. Sportief, stoer en mooi uitgevoerd. Voor het rijden hoef je niet in het bezit te zijn van het E-rijbewijs.

De T@b heeft, na het neerklappen van de tafel, een uitzonderlijk groot bed van 200 x 175 cm (langslaper). De luifel is gemakkelijk en snel op te zetten en zeer windvast. Met de dubbele beglazing en uitstekende verwarming is de T@b ook in koude omstandigheden aangenaam in het gebruik. Het extra stevige onderstel, gecombineerd met de Alko-koppeling, zorgt voor een uiterst stabiele wegligging. De grote disselkast biedt plaats aan twee gasflessen. De caravan is zeer praktisch ingedeeld en voorzien van veel bergruimte.

Inmiddels is de caravan verkocht.

weg

Tammo is een weekje uit logeren. Nou ja, drie dagen. Dat is wel rustig, had ik bedacht. Even lekker doorwerken en voor Tammo is het ook leuk. Drie dagen dollen met zijn vriendjes. Maar wat is leuk?

Van mijn vijfenvijftig jaren deel ik er bijna vijfentwintig met Sjoerd en bijna twee met Tammo. Dat is heel wat, vind ik. Al weet je pas wat het eigenlijk betekent als ze er eens even niet zijn. Een dagje zonder Sjoerd lijkt soms veel meer dan een week mét. En zo is het met Tammo ook. Mijn trouwe blaf- en slikbeest drentelt elke dag om me heen. Het missen begon maandag al, toen hij er nog gewoon wás!

De lege mand is erg leeg. De bench ook. Ik heb het deurtje maar even dicht gedaan, dan is het net of de leegte me wat minder aankijkt. De stilte ’s nachts (geen getrippel van mand naar bench v.v.), het niet-uitlaten. Eigenlijk kan ik niet zeggen dat Tammo er niet is. Hij is in alles. Niet-zijn is ook zijn.

Intussen beeld ik me alweer in hoe het zal zijn als ik hem ophaal, morgen. Dat hij uitbundig is, en ik blij (maar iets gecontroleerder). Dat hij even mag opspringen en helemaal gek mag doen en dan de auto in gaat. Op zijn slaapzak binnen twee minuten in slaap valt. En dat ik dan weer naar huis rij alsof er niets gebeurd is.

Tammo komt weer thuis. Nog één nachtje slapen.

moeilijk

Eindelijk, ik heb hem gekocht: de Ethica van Spinoza. Na jaren. Ik ging ervoor naar de boekhandel, de Ethica koop je niet bij de Bijenkorf. Aarzelend: wel of niet, is het al zover of moet ik nog even wachten? Het is tenslotte geen boek voor kleine jongens. Mag ik het even inzien? Maar vooruit, het is de maand van de Filosofie en dan kun je er maar beter vroeg bij zijn. Onderweg naar huis constateerde ik dat ik geen ander mens geworden ben, al had ik dat natuurlijk wel gehoopt. Het viesgele halftransparante plastic tasje toonde mijn nieuwe aankoop aan wie maar wilde kijken. Maar niemand keek.

Alles wat schitterend is, is even moeilijk als zeldzaam, schreef Spinoza aan het einde. Thuis pakte ik mijn schat nog niet uit. Wel het direct maar even meegenomen essay van Coen Simon: Schuldgevoel, over de behoefte aan dingen die we niet nodig hebben. Coen Simon komt uit het noorden en heeft daarom bij mij een streepje voor. Bovendien kan hij vertellen.

Ik heb geloof ik alweer genoeg stof tot nadenken deze maand…

vroeg

Mijn ouders verkochten in de winkel elk jaar entreekaartjes voor de Mattheus Passion. Als kado kregen ze daarvoor steevast twee vrijkaarten. Als elfjarige kreeg ik door dat die niet gebruikt werden. Mijn moeder hield zo’n lange zit niet vol op die harde houten knopstoelen, met haar zere rug. Ik rook mijn kans en mocht er (dat was wel even zeuren) heen, al vonden mijn ouders mij wat jong. Mijn vader wou wel mee. We zaten op die rechte stoelen met biezen zitting. Het was een lange koude zit. Theo Westen, de dirigent, nam de tijd. Sindsdien heb ik ‘de Mattheus’ in mijn hart gesloten.

45 jaar later zat ik weer in diezelfde kerk van toen, de Nicolaïkerk in Appingedam, nu met Sjoerd. We waren ruim op tijd, hadden mooie plaatsen met een zacht kussentje in de kerkbank, en ik heb opnieuw genoten van de indrukwekkende muziek en de prachtige uitvoering onder leiding van Johannes Leertouwer.

Wat moet ik er nog meer van zeggen? Het was ontroerend en verblijdend.

foto

Mijn vader hield van fotograferen. Van zijn zwager had hij een camera gekregen, een Kodak Retina, waar hij erg trots en zuinig op was. Bij hoge uitzondering mocht ik het bruinlederen foudraal bij het drukknoopje losmaken en het toestel als het ware ont-wikkelen. Eén of twee keer heb ik meegemaakt dat de camera uit het etui mocht, door de schroef onderaan los te draaien. Ik weet nog hoe ontroerend het was om de camera zo bloot aan te vatten, zo met de hand op het koele leer, waarmee het metaal was afgewerkt. Het knopje mocht je niet indrukken, je wist immers maar nooit of er een filmpje in zat!

Mijn vader hield van de zelfontspanner. Hij stelde dan het statief op, schroefde de Kodak er op vast met daaraan een soort buigbare injectiespuit, de draadontspannner. Een kennelijk van tevoren bedachte scene werd neergezet, met altijd een plaatsje voor hemzelf erbij. Makkelijk bereikbaar, aan de zijkant, zodat hij eerst door de zoeker kon kijken, dan met de draadontspanner de zelfontspanner af deed gaan en vervolgens nog een paar seconden de tijd had om naar zijn plaats te rennen, zich zo ontspannen mogelijk te gedragen en zo nonchalant mogelijk te kijken en te wachten op de bevrijdende klik. Het resultaat kwam natuurlijk pas na weken wachten, als het filmpje en de afdrukken afgehaald konden worden bij Foto Vonk in de Landstraat. Formaat 9 x 13 centimeter met een geschulpt randje.

Jaren na zijn dood vond ik zijn Kodak met een filmpje er nog in. Ik heb het ontwikkeld en afgedrukt. Deze foto kwam tevoorschijn. Het was ongeveer 1964. De donkergroene velours gordijnen, de eetkamerstoelen met spijltjes, de televisie, het lampje dat er op staat, de klimplant (met kleine groene spijkertjes vastgezet op het zachtboard van de wand), allemaal tekenen van die tijd. De brillen, de parels. De quasi losjes op de schouder gelegde hand, de wat onzekere poging van mijn moeder om mijn vader aan te kijken. Allemaal tijdens eenzestigste seconde vastgelegd en zo’n dertig jaar verborgen in een fotorolletje.

de borstrok

Jongens en meisjes, of je het gelooft of niet, jullie papa’s en mama’s kregen vroeger een borstrok aan als het buiten koud was. Een gebreid wollen soort-van-hemd dat óver je hemd moest. Meestal was het door oma gebreid, van restjes wol. Onze oma breide wat aan de harde kant. Soepele lapjes kwamen niet uit haar handen.

Was de borstrok versleten of te klein dan werd hij uit elkaar gehaald. Als je aan een losgehaald draadje trok kon je zó – trrrrr – de hele borstrok aftrekken. Zo heette dat. Het was een kringelig draadje, dat je dan tot een bolletje kon opdraaien. Oma breide er dan een nieuwe borstrok van. Die was meestal net zo krap als de oude. En net zo stug.

Het was een heel gedoe om de borstrok aan en uit te krijgen. Over je hoofd, dat eigenlijk niet door het gat paste. Fris was het ook niet, en de gehaakte randjes schuurden op je vel. Was je verkouden, dan kreeg je eerst een vettig smeersel op je borst, dan je hemd aan, dan je borstrok, soms een flanellen lap ertussen en daaroverheen je pyjama, die op die manier natuurlijk ook te strak zat. En dan maar zweten. Onze papa en mama (en de dokter) dachten dat dat goed voor ons was.

Nou, groot zijn we wel geworden.

ziek hondje

Tammo is ziek. En dan wordt ook een hond ineens een ziek hondje. Oortjes naar beneden, staartje laag, de schouders staan wat dun en hoog en hij loopt een beetje onvast.

Tammo hoest als een zeehond. Dat giert het baasje door de keel. Dus ome dok, tevens vriend Sander, wat doen we? Ome dok zegt: doe maar een kinderhoestdrankje. Tuigje in plaats van halsband (dat irriteert de luchtpijp minder). En verder rust.

Kinderhoestdrankje. Ik zeil zo mijn verleden in. De zoete smaak van Nattermann. Ik lustte het zo graag dat ik vaak stiekem een lepeltje extra nam. Of twee. Dat ik ’s nachts wonderlijke ervaringen had weet ik niet aan de ingrediënten van Nattermann. Ik was zo high als de pieten! Nooit zag ik tijd en plaats zo wonderlijk verschuiven als na een overdosis hoestdrank.

De ingrediënten zijn veranderd, Tammo zal vannacht geen tripje maken. Maar de smaak is dezelfde, hij lebbert het lekker van het schoteltje. En kijkt vragend. Nóg een beetje?

cake

‘Geen idee waar ze is’, zei oom. 90 en 91 zijn ze. 67 jaar getrouwd, 72 jaar samen. Ver weg zal ze niet zijn, lopen gaat niet meer.

Ik pakte de plakjes zelfgebakken cake uit. We aten en kletsten wat. Nou ja, ik schreeuwde. Oom is doof.

Oom was 18 toen hij als leerling-horlogemaker naar Drachten ging. ‘Voutn bie aander onder toavel’, had zijn vader gezegd, de voeten bij iemand anders onder de tafel. De baas had een hond en de hond hoorde bij de leerling. Dus oom aan de wandel. Binnen drie dagen wilde hond alleen nog maar met oom. Hij vertelde met glans in zijn vochtige ogen. Thuis geen hond gewend, en toch…

‘Mijn opa had ook een hond, zei hij. Tenminste…’, en zijn ogen dwaalden, alsof hij zijn gedachten afzocht naar iets herinnerbaars. ‘Ja, volgens mij had opa een hond. Maar wie kunnen we het nog vragen? Ze zijn er allang niet meer.’ Hij sprak licht, was soms de draad even kwijt, begon opnieuw.

Tante kwam. Ze was wezen bloemschikken. Ze vond ’t niks, maar het ging om het zijn, zei ze. En het was druk, de hele zaal zat vol. Ze schoof het product van zich af, in de vensterbank. Ze vond het niks.

‘Lekker, de cake bewaar ik voor vanmiddag’, zei ze. ‘Leg maar op tafel, dan vergeet ik het niet.’