op mijn leeftijd zou je dat misschien zelf moeten zijn

De dag is prachtig. De nevel trekt op, het witte gras wordt langzaam groen, de wollige ochtenddauw maakt plaats voor scherp groen gras. De zon schijnt, de honden zijn al uit geweest, ik heb mijn koffie, de laptop staat open, schrijven maar! Langzamerhand kruipt het normalere leven weer een beetje naar binnen, krijg ik weer zicht op een ‘gewone’ dag. Een vriendin is jarig, we gaan er dadelijk thee drinken. Ja, het is een prachtige dag.

Schrijven wil ik, over ons huwelijk. Over de voorbereidingen, over de beslommeringen. Over de dag zelf, de metamorfose, de zinderende liefde. De een bekommerde zich om de ceremonie, de ander om het eten, de bloemen, de taart. De een deed de orde van dienst, de gang van zaken. De ander de bloemen in de kerk. Zo zijn we samen getrouwd. Nou ja, al die dingen, ik wil ze opschrijven in een stukje, een blog, een verhaal. Vorm geven, vastleggen. Nu weet ik het nog.

Elke dag kijk ik er even naar. Heb ik nog voldoende betrokkenheid? Al genoeg distantie? Staat het verhaal al voor de deur? Misschien moet ik nog even wachten, tot het zelf aanklopt. De deur alvast opendoen terwijl er nog niemand naar binnen wil, daar krijg je het op den duur koud van. Ik weet dat, mijn honden gaan soms naar buiten en dan denk ik na twee minuten dat ze alweer naar binnen willen. Wat dan niet zo is. Rustig wachten, ze komen vanzelf, als het zover is.

Net als studeren. Ik ben eraan begonnen in opperste gelukzaligheid. Culturele Wetenschappen: heerlijk! Die twee studiedagen in Utrecht, op proef, ik kon er geen genoeg van krijgen. Maar nu ons huwelijk ertussen geschoven is en alle aandacht opeiste, en er vervolgens een overlijden en een begrafenis kwamen, en een zieke neef op de Intensive Care, nu houdt de studie even wijselijk zijn mond. Hij weet zijn plaats. Pas als het zover is, klopt hij weer aan. Vertrouwen hebben, het komt allemaal wel goed. Dan mag hij weer binnenkomen.

Mijn keel doet zeer. De coltrui voelt weldadig, misschien helpt die ook een beetje bij de genezing. Dropjes, bedacht ik gisteren. Ik kocht ze direct. Maar zo’n zak is te groot, te gauw leeg, daarna heb ik meer last van mijn maag dan van mijn keel. Er zou iemand moeten zijn die mij af en toe een dropje geeft. Een vader of een moeder, iemand die het goed met me voorheeft en me een beetje kan verwennen of begrenzen als dat nodig is. Die weet wanneer de deur open kan en wanneer nog even niet. Op mijn leeftijd zou je dat misschien zelf moeten zijn. Maar dat ben ik niet.

Reacties zijn uitgeschakeld