mét mij kan het uren duren, zonder mij geen minuut

Kwart over zes, Sjoerd stond op. Als ik dan nog even blijf liggen (wat ik in de winter graag doe) duurt het niet lang of ik hoor wat. Beweging van lucht, een hond staat op, strekt zich, schudt zich uit. Ik tik twee keer op het dekbed en met een zacht sprongetje ligt ze ineens naast me. Tammo’s sprong is een hele andere, die neemt een aanloop, die knalt en dreunt neer. Stine niet, zij maakt een zacht sprongetje, als een wolkje zo licht. Soms draait ze zich nog een paar keer om, maar uiteindelijk gaat ze liggen. Of nee, ze vlijt zich behoedzaam neer. Het liefst half op me. Haar lijfje tegen het mijne, haar kop op mijn buik. Zodat ik haar aanwezigheid goed voel. En zij de mijne, denk ik dan. Wie ben ik dat ik daar protest tegen aanteken? Mijn hand zoekt haar kop, kroelt wat door haar zachte vacht en zo slaap ik weer in. Na een half uurtje word ik wakker. Geen centimeter verschoven. Zij niet, ik niet. Heel voorzichtig schuif ik onder haar vandaan. Ze blijft liggen, roerloos. Behoedzaam stap ik uit bed om te gaan douchen. Ik kijk om, daar ligt ze nog steeds, half onder het dekbed. Maar nog geen minuut ben ik uit bed of floep, ze is weg. De kastenkamer in, de bench in. Mét mij kan het uren duren, zonder mij geen minuut.

Reacties zijn uitgeschakeld