goud
Ochtendgloren, de zon was bijna op, het vroor en het was heerlijk. Hoe eenvoudig kan het zijn. Je brengt je man naar de bus en de dag ontvouwt zich, vogels zingen, het wordt licht, de koperen ploert toont zich in zijn volle glorie. De straten zijn leeg, heel soms ontstaat er in de verte een geluidje dat aanzwelt tot motorgeronk, een auto, die dichterbij komt, langs gaat en weer opgaat in de verte. Tante Henny heeft eens verteld dat in de oorlog mijn oom, de juwelier, het land door reisde op zoek naar koopwaar. Goud en zilver, sieraden, juwelen, hij kocht ze op. Anders viel er niets te verdienen en dus ook niets te eten.
Hij ging op reis, op de motor, en was dagenlang weg. Ze wist misschien ongeveer wel waar naartoe, maar zij bleef in Delfzijl, hij ging alleen op de motor het land in, langs mensen, langs winkels, tips achterna om goud en zilver, dat hij kocht en meenam. Ook in tijd van oorlog geen veilige onderneming, heen met geld, terug met rijkdom, handelswaar. En als dan op zaterdagavond, het was spertijd, je mocht niet buiten zijn, alles was stil, in de verte een zacht geluid aanzwol tot dat van een motor, tussen Appingedam en Delfzijl, over het slingerende weggetje langs het Damsterdiep, dan wist zij: Riewing komt thuis! En dan werd het feest. Dan kreeg hij te eten, dan werden de tassen uitgepakt. Dan hadden ze elkaar honderduit te vertellen.
Reacties zijn uitgeschakeld