echt vredelievend zagen ze er niet uit
Maanden geleden waren ze er ineens. Als ik aan de rand van de tuin bij de sloot stond, gingen ze met zijn allen in een rij tegenover me staan. Ik denk dat, wanneer ik de sloot over zou springen, ze me aan zouden vallen. Er op zijn minst mee zouden dreigen, echt vredelievend zagen ze er niet uit. Ook elkaar konden ze aardig op de kop zitten. Negen tegen één, van links naar rechts. Maar zoals dat gaat, na een tijdje waren we aan elkaar gewend. De tien schapen en ik.
Afgelopen week was ik ze ineens kwijt, die tien stoere jongens en meiden. En zoals dat gaat, ik miste ze enorm. Waar zouden ze zijn? Het hek stond open, schapen zijn eersteklas uitbrekers. Kwijt, dacht ik nog, de weg op, de wereld in. Er liepen wat mensen in de hoek van de wei heen en weer, een paar auto’s stonden bij de ingang. Toch de stoofpot? Een meisje op rubber laarzen tuurde op haar iPhone. Ik ben geen meisjes gewend hier, die turen op hun iPhone.
Misschien is het gras op, opperde Sjoerd. Ik geloofde het niet, ik heb weleens schapen gezien op kaler land. Gisteren waren ze er weer, mijn schapen. Ineens. Althans: volgens mij zijn zij het. Tien wezens in de wei. Als ik zo naar ze kijk, moet ik lachen. Ze zien er dom uit. Het is net alsof ze dat zelf ook doorhebben, ze staan niet meer dreigend aan de overkant. De kopjes hangen naar beneden, ze eten hun gras en daarna kruipen ze weer in hun hoekje. Samen. Ze zijn geknipt en geschoren. Ze hebben het vast koud. Er staat een frisse wind.
Reacties zijn uitgeschakeld