de corsages hadden we gemaakt van zachtfluisterende haagbeuktakjes
Het is gelukt, we zijn getrouwd. Sjoerd is nu mijn echtgenoot, we hadden een fantastische dag. En niet alleen wij. Er was veel liefde in de lucht, daar op het Hogeland, die hoefde je alleen maar in te ademen. Als antwoord op de trouwbelofte zei ik zó enthousiast ‘Ja’ dat de mensen in de kerk begonnen te lachen. ‘Die heeft er zin in’. We swingden de kerk uit onder de klanken van het liedje ‘Let’s fall in love’ van Ella Fitzgerald. Al die prachtige bloemen overal, al die lieve mensen. Koffie met taart, en wát voor taart! Fantastisch, prachtig, heel hartelijk, gráág, heerlijk. Je merkt, ik ben enthousiast.
Een paar straten verderop, in het Academiegebouw, houdt filosoof Coen Simon op ditzelfde moment een pleidooi tegen enthousiasme. Tegenwoordig kunnen we alles geloven, zegt hij, zonder buiten de boot te vallen. Want wat je ook bent, klimaatontkenner, marxist of neoliberaal, je hebt altijd genoeg volgers in je bubbel. Niet waarheid is tegenwoordig het overtuigingsmiddel, maar enthousiasme. Als je maar enthousiast bent. In plaats van een wijsgerige term is het een kreet geworden van reclamebureaus en activistische demagogen. Enthousiasme lijkt te wijzen op richtingloosheid. Simon waarschuwt voor de gevolgen van deze geestdrift. ‘Want terwijl enthousiasme viraal gaat, trekt waarheid aan het kortste eind’.
‘Viraal gaan’, dat is: zich verspreiden als een virus over de wereld. En dat kan snel, tegenwoordig. Corona is ons tot Emmen en Gorredijk genaderd. Voor de een lijkt de wereld op zijn grondvesten te trillen. De ander zegt dat het een griepje betreft, even uitzieken en je bent er weer. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die handenwringend het eind der tijden nabij zien komen. Eindelijk dan toch. Sommige kerken lopen ineens vol. Mijn trouwe dagblad spreekt van een bloedbad op de aandelenbeurs.
Enthousiasme, bloedbad, eind der tijden, het lijken woorden uit dezelfde marinade, namelijk die van de hyperbool, de overdrijving. We kunnen niet meer gewoon praten, lijkt het wel, dat moet in hoofdletters. Als je wilt zeggen hoeveel je van iemand houdt, dan schreeuw je dat van de daken. Dan schrijf je dat met een vliegtuig als wolken in de lucht. Als je bang bent, dan schreeuw je dat in bloedrode beurskoersen de krant in. Hoe maken wij in dit gekrakeel onderscheid, hoe kunnen wij vinden wat waar is, echt en goed? Wat wijs is, krachtig en schoon?
Toen ik vanmorgen met mijn honden aan de wandel ging, liep ik door een geur van sleedoorn. Haast bedwelmend, zo zoet en vol was die geur, die me, gek genoeg, bepaalde bij het kerkhof waar ik liep, bij het nieuwe voorjaar en bij mijn jeugd. De sneeuwklokjes zijn uitgebloeid, in de slootswallen met zoveel mogelijk zon en zo weinig mogelijk wind kleurt het geel van speenkruid. De narcissen schreeuwen het bijna uit, met hun knalgele trompetten. Sommige siergrassen staan tot halverwege de knie, de haagbeukhagen vormen in de luwte van het huis hun eerste voorzichtige bladknopjes, ribes en forsythia staan in volle bloei. De natuur schreeuwt en fluistert tegelijkertijd. De natuur is overal aanwezig, uitbundig, altijd in verandering en trekt zich van ons geluk en ons leed niks aan.
De corsages hadden we gemaakt van zachtfluisterende haagbeuktakjes. Met mosjes.
Reacties zijn uitgeschakeld