nacht
Het was een onrustige nacht, met onrustige dromen, die duurde tot half vijf. Toen was de onrust niet geweken, integendeel. Rond die tijd werd ik wakker van het geluid van een gootsteenafvoer die niet zo goed wilde leeglopen. Een gorgel, en nog één, en steeds sneller achter elkaar kwamen ze, totdat ik me realiseerde dat mijn jongste hond aan het kotsen was. Op het zachte harige kleedje voor het bed natuurlijk, en Sjoerd kon niet anders dan de schade met een flinke prop toiletpapier en een natte, in warm water gedompelde doek herstellen. Hij kroop weer in bed, maar het leek wel alsof Stine de smaak, hoe gek het ook klinkt, nu te pakken had. Twintig minuten later hadden we weer een verstopte gootsteen, nu was ik aan de beurt. En zo ging het door, elk klein half uur, om en om, en tussendoor droomde ik de akeligste dromen, over vieze huizen en overal rommel, over chaos die ik niet meer te boven kwam. Tot het tijd van opstaan was, Sjoerd naar zijn werk ging en ik wat rondscharrelde in huis. Zes keer heeft ze haar maaginhoud geleegd, steeds dunner en steeds natter, op diverse kleedjes (gek is dat, nooit ernaast, altijd er precies óp) en om kwart over zeven viel ze op mijn nog warme helft van het bed in slaap. Toen ik haar een uurtje later kwam halen voor de wandeling was ze vrolijk en beter uitgerust dan haar baas. Het dekbed had ze gelukkig met rust gelaten.