Jaarlijkse archieven: 2020

op mijn leeftijd zou je dat misschien zelf moeten zijn

De dag is prachtig. De nevel trekt op, het witte gras wordt langzaam groen, de wollige ochtenddauw maakt plaats voor scherp groen gras. De zon schijnt, de honden zijn al uit geweest, ik heb mijn koffie, de laptop staat open, schrijven maar! Langzamerhand kruipt het normalere leven weer een beetje naar binnen, krijg ik weer zicht op een ‘gewone’ dag. Een vriendin is jarig, we gaan er dadelijk thee drinken. Ja, het is een prachtige dag.

Schrijven wil ik, over ons huwelijk. Over de voorbereidingen, over de beslommeringen. Over de dag zelf, de metamorfose, de zinderende liefde. De een bekommerde zich om de ceremonie, de ander om het eten, de bloemen, de taart. De een deed de orde van dienst, de gang van zaken. De ander de bloemen in de kerk. Zo zijn we samen getrouwd. Nou ja, al die dingen, ik wil ze opschrijven in een stukje, een blog, een verhaal. Vorm geven, vastleggen. Nu weet ik het nog.

Elke dag kijk ik er even naar. Heb ik nog voldoende betrokkenheid? Al genoeg distantie? Staat het verhaal al voor de deur? Misschien moet ik nog even wachten, tot het zelf aanklopt. De deur alvast opendoen terwijl er nog niemand naar binnen wil, daar krijg je het op den duur koud van. Ik weet dat, mijn honden gaan soms naar buiten en dan denk ik na twee minuten dat ze alweer naar binnen willen. Wat dan niet zo is. Rustig wachten, ze komen vanzelf, als het zover is.

Net als studeren. Ik ben eraan begonnen in opperste gelukzaligheid. Culturele Wetenschappen: heerlijk! Die twee studiedagen in Utrecht, op proef, ik kon er geen genoeg van krijgen. Maar nu ons huwelijk ertussen geschoven is en alle aandacht opeiste, en er vervolgens een overlijden en een begrafenis kwamen, en een zieke neef op de Intensive Care, nu houdt de studie even wijselijk zijn mond. Hij weet zijn plaats. Pas als het zover is, klopt hij weer aan. Vertrouwen hebben, het komt allemaal wel goed. Dan mag hij weer binnenkomen.

Mijn keel doet zeer. De coltrui voelt weldadig, misschien helpt die ook een beetje bij de genezing. Dropjes, bedacht ik gisteren. Ik kocht ze direct. Maar zo’n zak is te groot, te gauw leeg, daarna heb ik meer last van mijn maag dan van mijn keel. Er zou iemand moeten zijn die mij af en toe een dropje geeft. Een vader of een moeder, iemand die het goed met me voorheeft en me een beetje kan verwennen of begrenzen als dat nodig is. Die weet wanneer de deur open kan en wanneer nog even niet. Op mijn leeftijd zou je dat misschien zelf moeten zijn. Maar dat ben ik niet.

mét mij kan het uren duren, zonder mij geen minuut

Kwart over zes, Sjoerd stond op. Als ik dan nog even blijf liggen (wat ik in de winter graag doe) duurt het niet lang of ik hoor wat. Beweging van lucht, een hond staat op, strekt zich, schudt zich uit. Ik tik twee keer op het dekbed en met een zacht sprongetje ligt ze ineens naast me. Tammo’s sprong is een hele andere, die neemt een aanloop, die knalt en dreunt neer. Stine niet, zij maakt een zacht sprongetje, als een wolkje zo licht. Soms draait ze zich nog een paar keer om, maar uiteindelijk gaat ze liggen. Of nee, ze vlijt zich behoedzaam neer. Het liefst half op me. Haar lijfje tegen het mijne, haar kop op mijn buik. Zodat ik haar aanwezigheid goed voel. En zij de mijne, denk ik dan. Wie ben ik dat ik daar protest tegen aanteken? Mijn hand zoekt haar kop, kroelt wat door haar zachte vacht en zo slaap ik weer in. Na een half uurtje word ik wakker. Geen centimeter verschoven. Zij niet, ik niet. Heel voorzichtig schuif ik onder haar vandaan. Ze blijft liggen, roerloos. Behoedzaam stap ik uit bed om te gaan douchen. Ik kijk om, daar ligt ze nog steeds, half onder het dekbed. Maar nog geen minuut ben ik uit bed of floep, ze is weg. De kastenkamer in, de bench in. Mét mij kan het uren duren, zonder mij geen minuut.

met Valentine had het weinig te maken

Sjoerd’s appje was hem vooruit gegaan: ‘Misselijk. Geen grapje’. Ik had aangeboden hem te komen halen. Maar hij hield het vol tot aan sluitingstijd, om twee uur gingen de kinderen naar huis. Hij moest nog een poosje door, opruimen, afronden, klaar maken. En toen hij thuiskwam lag er een dekbedje klaar op de bank, stond er een glas water bij en kon hij zo inschuiven. De rest van de dag is hij er blijven liggen. Uitgevloerd, afgedraaid, niks meer aan te doen. Ik ben naar Vegan Valentine geweest, het etentje in Domies Toen. Dat leek me leuk genoeg om alleen heen te gaan. ‘Dapper’, zei hij, hij begreep het goed. Thuis was er immers ook weinig te beleven. Het was een leuke avond met lekker eten. Met Valentine had het weinig te maken.

Hij ligt alweer op de bank. Twintig kilo hond bovenop hem, kennelijk kan dat. Sjoerd ademt zwaar en diep, hij snurkt nog net niet. Vanmorgen stond hij op om mee te ontbijten, het smaakte hem goed. Maar na een half kommetje havermoutpap gaf hij de rest aan mij. Ik hoefde het niet. Toen ik terugkwam van wandelen met de honden zat hij op de bank sport te kijken. Sport gaat altijd door, meestal. Maar na tien minuten was die behoefte vervuld, Sven was immers tweede geworden en voor Ted Jan Bloemen had hij geen goed woord over. Sjoerd, bedoel ik. De krant, dat ging nog net, toen was de energie voorlopig wel weer op. Nu doe ik zachtjes, zodat ik hem niet wakker maak. Over een poosje zal het wel moeten, als ik koffie haal. Koffie maakt wakker.

de hond had me een goed excuus gegeven

Vanmorgen wat later opgestaan, na een avondje alleen thuis. Ik ben het niet meer zo gewend, ik had genoeg te doen, daar niet van. Dingen voor de studie, een beetje lezen, een biertje drinken. Tammo en Stine zijn pas om tien uur gaan slapen, toen bleef ik nog even op voor dat biertje. Terwijl ik meestal voor tien uur al in bed lig. Sjoerd appte me toen hij wegging van het feest. Het was een mooi feest, met warme en liefdevolle woorden voor de jubilaris. Hij was blij dat hij erheen gegaan was, hij hield me op de hoogte van de terugreis, zei hij. De overstap in Zwolle heeft hij nog wel gehaald, ik niet meer, toen lag ik al in bed. Ergens diep in de nacht (maar het was pas tien over half een) blafte er een hond zachtjes, werd ik wakker, hoorde ik Sjoerds stem, ging het licht aan. Zijn reis was inderdaad voorspoedig verlopen, thuis had hij nog een stukje taart genomen, dat ik voor hem bewaard had. Kwart voor een in bed, kwart over zes moest hij weer op. Gisteravond was het me te laat, vanmorgen was het me te vroeg, ik bleef liggen. De hond die op me gesprongen was toen Sjoerd opstond, had me bovendien een goed excuus gegeven. Ik kon haar toch niet storen!

dat jongetje huppelt van blijdschap

Zaterdag is het zover. Op reis van dorp naar stad, koffertje mee. Trein, bus, naar een nieuwe flat tussen oude gebouwen. Met de trap naar de eerste verdieping. Ik zal een beetje vroeg zijn, maar dat geeft niet, met wat geluk is de koffie klaar. Onbekende handen schudden. Langzamerhand komen er wat mensen bij, uit het hele land waarschijnlijk. Ik stel het me allemaal maar een beetje voor, misschien wordt het daar wat minder spannend van. Gewone mensen denk ik, zoals ik. Een stuk of 25, weet ik van de mevrouw, die ik gebeld heb om te vragen of ik er veganistisch eten kan. En dat kan. Haar nummer stond op de bevestigingsbrief die ik afgelopen week kreeg. Samen met een heel pak papier. Artikelen om te lezen, vragen erbij om te beantwoorden. Ik ging er fanatiek mee aan de slag. Totdat ik er zenuwachtig van werd. Het mag wel wat minder, bedacht ik, het zijn maar teksten, het zijn maar vragen, ik hoef ze alleen maar door te nemen en te beantwoorden. Het is geen examen.

Ik ga twee dagen proefstuderen. Aan de Universiteit. Samen met 24 anderen ga ik uitproberen of studeren iets voor mij is. ‘Meet and match’, heet dat. Twee dagen me verdiepen in een onderwerp, er les over krijgen, teksten lezen, vragen beantwoorden. Dat doe ik omdat ik dat leuk vind. Maar zo vlak van tevoren is dat leuke een beetje naar de achtergrond geraakt. Mijn best doen, examenangst, bang om niet goed genoeg te zijn, het schuift ervoor. Niet mogen falen, alles moet goed zijn, het raakt aan oude dingen die diep in mij liggen en meestal verborgen blijven. Maar het verlangen was groter, toen ik zag dat deze studie bestond en dat ik kon komen proefstuderen. En wie weet uiteindelijk zelfs wel Echt Studeren. Culturele Wetenschappen. Misschien wel hartstikke leuk, zegt het vrolijke enthousiaste jongetje in mijzelf. Misschien wel veel te moeilijk, zegt de criticaster, die als een kraai op zijn schouder zit.

En er zijn docenten, die meer weten dan wij. Die kunnen vertellen, of vragen. Die uitdagen of richting geven. Die benieuwd zijn, die het beste in ons naar boven willen halen. Dat hoop ik althans, daar zijn het docenten voor. Hoe leuk is dat allemaal, dat je bezig mag zijn met wat je na aan het hart ligt. Dat je dat mag doen samen met mensen die dat ook graag willen. En dat je daar meer en meer over te weten gaat komen, zover en zo diep als je maar wilt. Het is vrijwillig, niemand die, zoals op de middelbare school, over je schouder meekijkt of je wel goed genoeg bent. Als je niet meer wilt, is dat ook goed. Als je juist wél meer wilt, is dat prachtig. Kortom: Wat wil je nog meer? Dat-ie er niet slim genoeg voor is, krast die kraai in het oor van het jongetje. En dat jongetje huppelt van blijdschap.

het is even zoeken maar vaak lukt het

Boodschappen doen en dan drie dingen op mijn Briefje hebben. En dan duurt het niet lang of ik heb ze alle drie met dezelfde letter benoemd: Bessen, Blok, Bier. Ben ik nou Bijzonder, dat ik dat vaak heb? Het is even zoeken maar vaak lukt het. Blauwe Bessen zijn in de aanbieding (Bonus), een schrijfblok heet een Blok en als alcoholvrij Bier in de aanbieding is (Bonus) neem ik daar een paar treetjes van mee. BBB, het onthoudt gemakkelijk.

In de winkel zag ik nog hoemmoes (Broodbeleg), Buiten kwam ik Geale tegen (de Buurman). Bij het uitvoegen bedacht ik dat ik met mijn drukke koffiehoofd nou geen ongeluk maken moest (Boem) en onderweg naar huis vergat ik niet om te tanken (Benzine). Nou? Ik zeg: Bingo!