2018
‘Vervoersbewijs alstublieft.’ Een stoere jongen met hipsterbaardje en in strakke spijkerbroek, rugzakje op de rug, staat ineens voor me. Aankomen zag ik hem niet, wegduiken is er niet bij. Met één hand doet hij zijn werk, handcomputer vasthouden, chipkaart aannemen, controleren, teruggeven. Hij overziet met één blik mijn kaart en de hele bus. ‘Alstublieft’, en weg, naar de volgende. Deze generatie controleurs is geboren met de computer in de knuistjes en getraind op resultaat. Hij vervangt de zestigplus geüniformeerde controleur die vroeger met zes collega’s op een halte stond te kletsen totdat ze uitgepraat waren en dan maar weer eens gezellig een bus instapten. Je beleef rustig zitten als je die meute zag staan keuvelen of sloeg een busje over als ze in beweging kwamen en even later reed je weer vrolijk zwart verder. Maar nu: in rap tempo zijn ze met zijn tweeën de bus door, hij en zijn collega. Je ziet ze niet aankomen en voor dat je het weet zijn ze alweer weg, op weg naar de volgende verrassing in de volgende bus. Niks uniform, niks keuvelen, gewoon leuke snelle jongens en meiden die efficiënt hun werk doen. Net als jij en ik. We leven in 2018.
Volgende halte: drie jongens en drie meisjes stappen in. Studenten op weg naar een seminar, lijkt me. Netjes aangekleed, allemaal hetzelfde: de meisjes in grijs jasje en grijze kokerrok, de jongens in grijs jasje en grijze broek. Allemaal een zachtroze shirt erbij aan. Achttien, zijn ze, of eenentwintig. Maar o, wat zijn ze oud.