Maandelijkse archieven: februari 2015

Nood

Bent u het?, vroeg de Volkskrant. Ik ben het, zei ik. Maar hoe komt u aan mijn telefoonnummer? Gegoogeld, zei de Volkskrant. De krant belde vanwege mijn ingezonden brief over de noodklok. Die wilden ze wel plaatsen, maar het liefst met een foto. We kunnen nog wel even weer naar de kerk, een paar plaatjes maken, zei ik. Dat vonden ze fijn, als het maar in hoge resolutie was. Drie kolommen breed. Dat komt wel goed zei ik, en Sjoerd en ik dronken onze thee en stapten op de fiets. Een plaatje hier en daar, een plaatje zus en zo en hup, mailen naar de krant. Morgen komt het er in, op de U-pagina. Ik ga vast voor de brievenbus liggen.

Aarde

Vandaag heb ik in Westernieland de noodklok geluid. Dat was voor mij in meer dan een opzicht een ontroerend moment. Het in miljoenen jaren gevormd aardgas is in korte tijd aan onze bodem onttrokken en voor veel geld verkocht. ‘Onze bodem’, zeg ik heel bewust. Niet omdat ik vind dat die bodem ons eigendom is, wel omdat ik vind dat wij die de aarde bewonen, als een goed rentmeester moeten omgaan met dat wat naar ons toegekomen is. Zodat wij diezelfde aarde weer door kunnen geven aan wie na ons komen. Ik zeg dat omdat ook mijn voorouders twee eeuwen geleden al in Westernieland woonden. Ook zij hebben deze aarde, deze moedergrond, gekend, bebouwd en bewoond. Zij zijn op deze plek geboren, ter kerke gegaan, gestorven. Ze hebben in deze banken gezeten en deze klok geluid. Met dat besef van verbinding, die over elke kabinetsperiode heengaat, heb ik vandaag de noodklok geluid.

aap

Tammo kan soms heel ‘zen’ voor zich uitkijken, alsof hij mediteert. Een uurtje langs de vijver is dan geen straf voor hem. Hij kan ook van iets onbenulligs he-le-maal over de rooie raken, dat het schuim hem om de bek spat. Bijvoorbeeld als hij binnen is en er een poes/vogel/ufo zich in ZIJN tuin bevindt. Waar haalt het achterlijke wezen het gore lef vandaan, zie je hem dan denken. Zo ook vanmorgen. Schuimbekkend, trappelend van ongeduld, grommendpiependblaffend achter het raam. En of de baas als de sodemieter de deur open wil doen. De baas wil dat wel, maar in zijn eigen tempo. Dit zijn de mooiste momenten om Tammo wat geduld bij te brengen: als hij iets heel graag wil. Dus Tammo zit. Tammo zit. Tammo wachten. En tergend langzaam loop ik naar de tuindeur, draai hem open en zeg dan pas (na tien seconden) JA. En Tammo reest als een idioot de vlonder op, vliegt bijna uit de bocht (pas op, daar is de vijver), maakt slidings die in de beste tekenfilm niet zouden misstaan en realiseert zich ergens halverwege de tuin dat het gewraakte object er misschien allang niet meer is. Hij kijkt omhoog. Zo ziet verbouwereerdheid eruit. Sta ik voor aap, met mijn hondenmachoblafgedrag? Ja Tammo, je staat voor aap. En je baas staat achter het raam en staat zichzelf toe om te gieren van het lachen. Het kopje gaat naar beneden, de neus naar de grond. Tammo schakelt over op zijn inspectierondje. Hij moet toch wat om zijn gezicht niet te verliezen.