Het is zo’n ochtend. Vroege zon, laag over de huizen. Dauw op het veld, zo dik dat het haast mist lijkt. De eerste stap buiten is voelbaar, koude vochtige lucht in het gezicht. En dan lopen, eerst tegen de zon in, dan mee. Zo’n ochtend die alles van herfst in zich heeft. Maar wel stille herfst, met mooie kleuren, zachte maar rechtstreekse frisheid.
Rondje Piet, over de Schaapweg. De bomen kleuren al flink, maar met dit weer werkt dat twee kanten op: naar het najaar en de kou, en naar de zomer, die zich nog even laat zien. Bedaagd maar gul. Dag Piet!
Tammo loopt snuffelend aan de grond te genieten van zoveel informatie. Ik geniet mee.
Heel in de verte zag ik een schaap in de wei. Poten omhoog, stil. Ik dacht: die is er geweest. Doorlopen, dacht ik. Maar toch nog even langer kijken. En ja, een kleine trilling in de poten (ik had mijn bril niet op). En ik zette het op een rennen, richting hek. ‘Tammo, wacht!’, riep ik, sprong erover en rende naar het schaap. Dat begon te spartelen maar kwam niet overeind. Met een stevige greep in de vacht zette ik het beest rechtop. Het liep een paar stappen vooruit, ging eens even flink piesen en sjokte toen, luid mekkerend, in de richting van de kudde, aan het einde van de wei. Ik liep terug naar het hek. Tammo zat keurig achter het schrikdraad te wachten.
Les: als je een schaap op de rug ziet liggen, poten omhoog, toch altijd even gaan kijken. Vaak liggen ze in een geul of greppel en komen niet meer zelf overeind. Een zware, soms natte vacht kan ook behoorlijk belemmerend zijn. Even helpen is een koud kunstje. Niet helpen is laten doodgaan.