Maandelijkse archieven: oktober 2012

aanrecht (slot)

Johan en Jack kwamen. Ze hebben hard en goed gewerkt. Ergens op de middag kwamen Evert en Alfred erbij. Samen hebben ze het blad van de oprit gehaald en op de sokkels gelegd. Daarna was het aansluiten en afwerken nog een heel werk, drie man sterk. Intussen lag ik een deel van de middag in bed. Griep, hoe wil je het noemen.

Ik had ze koffie beloofd met appeltaart van Bramley’s seedlings, op de goede afloop. Ze hebben er van genoten. En wij ook!

Het blad ligt er op, alles doet het weer: water, gas, stroom, afvoer. Het ziet er mooi uit, zo mooi als ik graag wilde. Gek hè, je durft bijna niet meer te hopen dat het gewoon goed kan. Twee plintjes nog, volgende week, dan is het echt klaar. Dank je wel, aannemer, dank je wel, timmerlieden. Ik ben blij.

Na anderhalf jaar en drie aanrechtbladen sluiten we het dossier. We hebben het er meer dan genoeg over gehad. Ik ga mijn tijd en mijn hoofd weer besteden aan andere dingen. Leuke.

aanrecht

De jongens zijn bezig, Johan en Jack. Ze treffen voorbereidingen voor de plaatsing van het nieuwe aanrecht. Dat is vanmorgen geleverd, het staat op de oprit. Er moeten strips bevestigd worden om een stevig onderstel te krijgen. Twee stalen platen zijn op maat gelast. Het is de bedoeling dat het aanrechtblad, als het straks op het onderstel gelegd wordt, niet meer doorzakt of scheurt.

Ik heb pijn in mijn maag en denk dat het van de rode bieten komt van gisteravond. En niet van het derde aanrechtblad.

Bertil, de aannemer, coördineert op mijn verzoek deze keer het werk. Hij heeft gezegd dat het blad om negen uur bezorgd zou worden. Het was er om negen uur. Hij heeft gezegd dat misschien vanavond alles al af is. Het blad geplaatst, de aansluitingen verzorgd, alles afgewerkt. Dan kunnen we weer koken en bakken en afwassen, na zes weken bladloos. Ik vertrouw hem graag.

En dat we het er dan de komende twintig jaar niet meer over hoeven te hebben.

over

Roelf Broekema, geboren op 30 mei 1866 in Den Andel als zoon van Wolter Derks Broekema, koopman, en Antje Jans Spoelma, werd kleermaker in Warffum. Rena Ronda werd geboren op 10 december 1864 in Zoutkamp als dochter van Jan Ronda, handelaar in stoffen (‘koning van Zoutkamp’), en Aagtje Stoepker. Roelf en Rena trouwden en kregen twee kinderen: Jan Albert en Wouter, die mijn opa werd.

Bij haar eigen huwelijk in 1892 kon over-oma aanwezig zijn. Maar toen in 1921 hun zoons trouwden niet, ‘wegens krankzinnigheid’. Mijn moeder herinnert zich haar als iemand die altijd in het alkoof in bed lag en giechelde.

Wouter was de slimste, Jan Albert was een beetje ‘slicht’, in het Gronings. Wouter trouwde Renske, de dochter van de slager uit Uithuizen. Ze kregen vijf kinderen, waaronder mijn moeder. Oom Jan trouwde tante Annette. Dochter van een dagloner, huishoudster te Roodeschool. Gezien haar namen (Annette Eline Jantine) bestemd voor iets hogers. Een schat van een vrouw, zegt mijn moeder. Altijd opgewekt, altijd blij. Ze ‘viel in beide heupen’ en was ‘ongelukkig’, wat toen gehandicapt betekende. Ik heb haar gekend, ze schommelde als ze liep. En ze droeg mooie Julianabrillen. Zij en oom Jan kregen drie kinderen, waaronder Rena.

Over-opa maakte herenkleding, vooral kostuums. Als de dames ook iets knaps nodig hadden zorgde zijn kleindochter Rena daarvoor. Zij was coupeuse en maakte mooie jurken. Zo hielden ze samen de nering gaande.

Den Andel ligt 2,5 kilometer van Westernieland, Warffum 5, Uithuizen 12, Zoutkamp 19.

herfst

Het is herfstvakantie. De eerste dag. En ja, ik ben ziek. Even dacht ik dat het meeviel. Maar tegen de avond werd het duidelijk. Snotteren, moeilijk slikken, hoesten (liever niet, maar ja). Keelpijn, hoofdpijn, gloeiende oren.

Weinig slaap vannacht. Op de rug liggen en hopen dat ik niet hoefde slikken of hoesten. Want dat doet pijn. En net toen Alma Huisken, onze eigen Alma van drie dorpen verderop, haar column voorlas op de radio bij Vroege Vogels, viel ik in slaap. ‘Heb je Alma gehoord?, vroeg Sjoerd. ‘Nee’, moest ik bekennen. Ik sliep. Eindelijk.

Zakdoek na zakdoek. ‘Heb je er nog één?’, en ja, hij heeft er nog een. Ik snuit ze vol, Tammo snaait ze van tafel en Sjoerd doet ze in een sopje. Zo hebben we allemaal wat.

‘Ga jij maar op de bank’, zegt Sjoerd,  ‘dan doe ik Tammo wel’. En daar gaan ze, de herfstige regen in, tas op de schouder, laarzen aan. Ze hebben er zin in! Ik zoek een dekentje en kruip op de bank. Slapen.

lampje

Oma had een olielampje aan de muur. Het brandde nooit. Het werd gepoetst, oma hield van poetsen. Dat deed ze in de goud- en zilverwinkel van opa, en dat bleef ze doen.

Nog niet zo lang geleden vertelde haar zoon, mijn oom, dat er drie van die lampjes zijn. En hij vertelde me wie ze gemaakt heeft: opa Mensinga.

Nu ik de puzzelstukjes aan elkaar pas is het weer wonderlijk: opa Mensinga, dat was de vader van Klasina, de eerste vrouw van mijn opa. Na haar dood mocht er niet over haar gesproken worden.  Maar de vader van Klasina werd wel opa genoemd. Opa Mensinga was koperslager. En hij maakte voor de drie kleinkinderen die zijn kleinkinderen niet geworden waren, elk een olielampje. Hij had, net als zijn schoonzoon Harm Jan, een fijn gevoel voor symboliek. Al mocht het licht niet schijnen, een lampje gaf hij wel door. Aan elk van zijn drie niet-kleinkinderen één.

We zijn bijna 100 jaar verder en dat ene lampje hangt bij mij aan de muur. Ik ga die twee andere maar eens opzoeken.

steentje

Ze is gestorven in 1916, aan de Spaanse Griep. Klasina, geliefde echtgenote van H.J. Wieringa. Je moet goed zoeken, wil je het steentje vinden. De steen staat schuin gericht naar een grote boom (die er toen natuurlijk nog niet stond), alsof die mag lezen wat er op staat. De tekst is maar moeilijk te ontcijferen.

Zo te zien is het steentje al lang niet schoongemaakt. Wit carrara-marmer, zei de begraafplaatsmeneer. Het is nu bijna zwart van de algen. Dat heb je niet zomaar weer wit. Geeft niet, we nemen de tijd. Opa is in 1945 gestorven en ligt verderop, samen met oma. Klasina's moeder stierf in 1935, haar vader in 1949.

Het is bijna 2 november, Allerzielen in de Katholieke kerk, de dag waarop je de gestorvenen herdenkt. En de verjaardag van mijn broer, die een veldje verderop ligt. Ook Harm Jan, net als opa.

opa

Opa is eerder getrouwd geweest. Dat wisten we. Maar oma wou het er nooit over hebben. Dat wisten we ook, dus we hadden het er niet over. Ze zijn allebei al een poosje dood, en ik was benieuwd.

Harm Jan en Klasina heetten ze. Ze waren jong en blij met elkaar. Ze trouwden en Klasina werd al snel zwanger. Maar ook ziek. Ze stierf, samen met haar kindje, en werd begraven, drieëntwintig jaar oud. Harm Jan moet verslagen geweest zijn. Nog geen acht maanden getrouwd en al weduwnaar. Hij trouwde drie jaar later met een meisje dat later mijn oma zou worden. Uit de verhalen weet ik dat hij driftig was. Het verhaal gaat dat soms op zondagochtend vóór kerktijd de schuifdeuren al uit de rails hingen.

Ik heb een kettinkje geërfd, met een medaillon. Aan de ene kant opa Harm Jan, aan de andere kant Klasina. Ineens, toen ik het eergisteren in de hand had en erover vertelde, realiseerde ik me: dat medaillon is gemaakt van een trouwring. Van één van beiden. Opa was namelijk goudsmid, hij kon dat. En hij deed dat. Hij heeft een mooie bestemming voor de ring gevonden die, toen hij met oma trouwde, eigenlijk een beetje overbodig was geworden.

De begraafplaatsmeneer heeft me verteld dat haar steen er nog staat. Al bijna 100 jaar. Een kleine steen, met haar naam en die van opa. Geliefde echtgenote. Geen kindje, het was nog niet geboren. Ik ga die steen maar eens schoonmaken. Een beetje aandacht kan geen kwaad, dacht ik zo.

winterklaar

De krant zegt dat de blaadjes nog even aan de bomen blijven. Warmere zomers, langer blaadjes. Maar herfst is het wel. Elke dag wordt het een beetje kaler aan de bomen, elke dag een beetje lichter in de lucht. Het ruimt er van op. ’s Ochtends is het flink fris en nattig, zo rond het vriespunt. De zon staat wat lager, je hebt van die gevaarlijk lage ochtendzonnen. Nog even en we kunnen de buren weer in de tuin zien lopen, als hun haag zijn blaadjes loslaat.

Met Tammo aan de ochtendwandeling valt het me ook op: elke dag wat minder aan de bomen en wat meer op straat. Nou ja, dat rot wel weg. Als er een beetje wind staat heeft Tammo ineens duizenden speelkameraadjes. Hopelijk zijn er niet teveel van die bladblaasboys die herrie komen maken. Blaadjes waaien weg. Wat blijft liggen rot weg. En waar je last van hebt, dat veeg je aan de kant. Daar heb je geen ontploffingsmotor voor nodig, die tot in de omliggende dorpen te horen is.

Het gras ligt vol met essenblaadjes. Dat zijn een soort takjes met allemaal zijtakjes waar dan weer blaadjes aan zitten. Die zijn groen als ze vallen, en rotten niet makkelijk. Daar moet ik dus maar even langs met de bladhark. O, en het gras moet gemaaid, misschien wel voor de laatste keer dit jaar. Groei zit er bijna niet meer in. Nog een week of wat en we zijn winterklaar. Zo heet dat toch, als er geen werk meer in de tuin is? Winterklaar is ooit bedacht door Jacobse en Van Es, om argeloze tuinbezitters te naaien. Een flinke puinzooi van een tuin maken en er dan veel geld voor vragen. ‘Winterklaar’. Nu maakt iedereen zijn tuin winterklaar.