Het woord zong al een poosje rond. Niet dat ik er van houd. Maar je weet nooit. Een tuinsetje, een bloempot. Dus toen er eentje in de krant stond moest het maar zijn. Opening 9 uur, dus op tijd op. Rondje met Tammo en daarna in de auto.
Het was rond een oude boerderij. Gelukkig stond er een adres bij. Tomtom wist het te vinden. Kwart over negen kwamen we aan.
Onderweg liepen de stapels witte tuinstoelen ons al tegemoet, met benen eronder. We hadden dus wel een uurtje eerder mogen zijn. In de buurt van de schuur werd het duidelijk. Honderden mensen waren afgekomen op een verzameling oude meuk van heb ik jou daar. Op zaterdagochtend om kwart over negen! Waar haalden ze de moed vandaan. En de spullen. Het was wringen om tussen de mensen en de dingen door te komen. Mijn neus kwam vervaarlijk dicht bij muffe smyrnakleedjes en te lang opgeborgen boeken.
‘Hé Zuidema’, zei een jongen van een jaar of veertien tegen een tenger strak meisje van een jaar of twaalf. ‘Heb je mijn vrouw niet meegenomen?’ ‘Nee’, zei Zuidema, ‘die is naar de EO-Jongerendag’. ‘Moet jij daar niet heen dan?’ ‘Mwah.’ Ze ging liever naar de rommelmarkt.
Het mag duidelijk zijn, dat tuinsetje heb ik niet gescoord. Noch de bloempot. We hebben in de buurt een kopje koffie besteld. Met appeltaart. Om bij te komen.
Wonderlijk: de menselijkheid van de hond. We willen tegelijk baas zijn en vriend. Meerdere en zijns gelijke.
Neem Tammo. We gaan met hem op cursus. Hij leert ‘zit’, ‘af’, ‘blijf’ (dat laatste lukt het minste). Hij doet een kunstje voor een plakje worst. Tegelijkertijd is hij ‘lief’, ‘schattig’, ‘leuk’ en tegenwoordig ook ‘cute’. Predikaten die je met evenveel gemak aan je eigen kleine nakroost zou hebben gegeven. Als je het had.
Wanneer hij slaapt met zijn popjes tussen zijn voorpoten smelten we. Gaat zijn mannelijkheid naar de gallemiezen, dan gaat ons dat door merg en been. Zegt de dierenarts na een week goedkeurend: ‘Het balzakje is mooi geslonken’, dan lijkt dat geen waardenvrije opmerking te zijn. Ik zie mensen bleek wegkijken als ik die dokter citeer. Misschien wel dezelfde mensen die indertijd gillend door de knieën gingen (echt waar!) toen ze Tammo als puppy zo cute op straat zagen lopen.
Wat is dat toch?
Hadden wij als kind met onze ouders op cursus gemoeten? Zodat zij nu rustig ‘zit’ en ‘af’ konden zeggen? Hadden wij eerst aangelijnd mee gemoeten, om daarna stukje bij beetje de vrijheid te mogen proeven? Hoe groot zijn de verschillen? We zeggen tegenwoordig met het grootste gemak dat we ons mandje opzoeken als we gaan slapen. En bij de slager krijgt jouw kind datzelfde plakje worst.
Ik had een tante. Ze schiep er het grootste genoegen in om haar man, een directeur, in het openbaar ‘hond’ te noemen. Met name op recepties. ‘Doe mij een colaatje, hond’, was een staande uitdrukking bij ons thuis, als het over oom en tante ging. Ze waren hun tijd vooruit.
Drukdrukdruk! Ik had een aantal werkafspraken en Tammo ging mee. Voor mij dé kans om tussendoor lekkere wandelingen te maken. Hem maakt het niet uit waar het is of hoe het heet, als er maar gerend en gesnuffeld kan worden. Sjoerd knoopte er een Middagje Museum aan vast en zo kwamen we elkaar weer tegen bij een drukkerij. Op naar de Oelesprong!
Zaterdag was er de inmiddels traditionele jaarlijkse boekenmarkt in Westernieland, bij de kerk. Duizenden boeken in dozen op schragen, en sneupen maar. Mensen kennen de markt intussen en komen overal vandaan. Ook uit Westernieland. De één gaat met een jeugdherinneringetje naar huis (‘Tup en Joep en het circus’), de ander koopt voor een paar euro Encyclopedieën voor de hele familie. Heerlijke verse taarten, koffie en thee, een tentoonstelling in de kerk van quilts (sleurdekens, zegt ze zelf) van Jet Lakeman. En muziek van De Haip, gezellige Klezmer. Het kon niet op! Gezellig zitten en lezen op een zerkje, bijpraten aan de biertafels. Wij kwamen Carel en Hanna weer tegen (net als elk jaar). Ze gingen nog even mee voor een broodje.
Zondag gras maaien (ja, ook de kantjes). Naar Eenrum voor 150 jaar molen De Lelie (jaren geleden heb ik samen met een collega de tentoonstelling ‘van bakkerij tot maalderij’ gemaakt. Die blijkt inmiddels opgedoekt). Molenkoekjes kopen, even naar de galerie, eten bij schoonmoeder. Wat vliegt zo’n weekend!